14 februari


Johannes 3:3
Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg ik u: tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het koninkrijk Gods niet zien.

We hebben inmiddels gezien dat niet het woord wedergeboorte, maar wel het begrip voorkomt in het Oude Testament. Het woord wedergeboorte komt wel voor, maar dan als plaatsnaam, namelijk Gilgal. Dit wordt meestal vertaald met rad of wiel, of als het werkwoord wentelen of draaien.

Een van de eerste keren dat het woord voorkomt in de Bijbel is hier in Johannes 3, waar Nicodémus, die het volk onderwijs gaf uit het Oude Testament, ’s nachts bij de Here Jezus komt. Hij had gehoord over de Here Jezus en waarschijnlijk zelf ook de tekenen en wonderen gezien die de Here Jezus deed. Hij wist uit het Oude Testament dat de Here Jezus de Messias kon zijn, zoals die beschreven was in het Oude Testament. “Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zijt gij een leraar van Israël, en weet gij deze dingen niet?” (Johannes 3:10)

De Here Jezus verwijt Nicodémus dat hij niet weet wat wedergeboorte is. Maar kon hij dat dan weten, als het woord hier voor de eerste keer gebruikt wordt? Als leraar of voorganger van het volk, werd van hem verwacht het begrip wedergeboorte te kennen, zoals we ook zelf gezien hebben in de voorgaande studie over de wedergeboorte van Israël. “Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Wij spreken wat Wij weten, en getuigen wat Wij gezien hebben; en gijlieden neemt Onze getuigenis niet aan”. (Johannes 3:11)

De Heer verwijt Nicodémus, maar richt Zich over het hoofd van Nicodémus tot het gehele volk, dat ze Zijn getuigenis niet aannemen. De Here Jezus suggereert hier verder dat wat Hij zegt afkomstig is uit het Oude Testament. Dit had Nicodémus dus kunnen weten door de Schriften te bestuderen. Maar zelfs Jezus’ op het Oude Testament gefundeerde uitspraken, werden niet geloofd.