In Genesis 15:6 lezen we van Abraham: “En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid”. God had Abraham een zoon beloofd. Abraham en zijn vrouw waren reeds oud en naar de mens gesproken was het niet mogelijk meer dat zij een zoon zouden krijgen. Toen Abraham God erop attent maakte, wees de Heer naar de sterrenhemel en zei dat zó talrijk als de sterren zijn nageslacht zou zijn. Abraham geloofde wat de Heer zei, want hij wist dat Zijn God bij machte was uit de dood leven te verwekken.
Paulus haalt dit gedeelte uit Genesis aan in Romeinen 4:2-3. Hij bewijst daar dat de mens nooit gerechtvaardigd kan worden door de wet te houden. Niet door de werken der wet, maar door zijn geloof op God te vestigen die de goddelozen rechtvaardigt, wordt het geloof de mens tot rechtvaardigheid gerekend. (Romeinen 4:5). “God, Die de goddelozen rechtvaardigt”. Hoe kan God die heilig is en een ontoegankelijk licht bewoont, goddelozen rechtvaardigen? Door Jezus Christus onze Heer! “Welke overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaardigmaking.” (Romeinen 4:25). Hij heeft volkomen aan Gods gerechtigheid voldaan. “Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem” (2 Korinthe 5:21). Nu kan God ieder die gelooft bekleden met het kleed der gerechtigheid van Christus. Nu kan Zijn genade heersen zoals Romeinen 5:21 zegt: “Opdat, gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onzen Heere”.
Zoals Abraham Gods gerechtigheid ontving omdat hij God geloofde op Zijn Woord, ontvangen ook wij Zijn gerechtigheid door ons geloof op Hem te vestigen. “Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn” (Galaten 3:7). Abraham zag uit naar Christus Die komen zou. Wij hebben Hem leren kennen als onze Verlosser en Zaligmaker. Hij, Gods Rechtvaardige, is onze rechtvaardigheid. Niet omdat in ons iets goeds was, maar uitsluitend uit genade, door ZIJN gerechtigheid die ons wordt aangerekend.
Lezen: Genesis 15:3-6.