Broeders en zusters
Een van de moeilijkste dingen voor ons als gelovigen is wel het accepteren van onze medegelovigen. Want wij zijn dan zelf wel redelijk volmaakt(?), die medebroeder is dat allerminst! We weten dat ook zijn zonden vergeven zijn, maar misschien zou hij toch een paar eigenschappen, waar ik me toevallig aan stoor, nog wat kunnen bijslijpen. Dat maakt het voor mij wat makkelijker te accepteren dat ook hij een kind van God is. Als hij nou bijvoorbeeld eens wat socialer wordt, kan ik weer even iets vriendelijker zijn. Zo worden we er toch allemaal net iets beter van. Niks op tegen toch? Sterker nog, als wij nou heel vriendelijk zijn naar elkaar toe, laten we daarmee aan de buitenwereld zien dat we goed bezig zijn! Men zal nieuwsgierig worden (“Hoe komt het toch, dat die mensen zo ontzettend lief zijn voor elkaar?”), daardoor onze bijeenkomsten gaan bezoeken (“Wat leren jullie daar dan?”) en tot geloof komen! Bijbelser kan haast niet!
En toch zo onwaar. Ten eerste ziet God ons aan naar de nieuwe mens, zonder onze onvolkomenheden. Wie zouden wij dan zijn om te letten op de slechte karaktertrekken van onze medegelovigen? 2 Korinthe 5:16 is daar duidelijk genoeg over: “Zo dan, wij kennen van nu aan niemand naar het vlees; en indien wij ook Christus naar het vlees gekend hebben, nochtans kennen wij Hem nu niet meer naar het vlees”. Het vlees is gestorven, dood dus. Dit geldt zelfs voor het vlees van de Heer. God let er niet meer op en waarschijnlijk is het niet de bedoeling dat wij Hem daarin zouden corrigeren… Toch staat er:
“Te weten dat gij zoudt afleggen, aangaande de vorige wandeling, den ouden mens, die verdorven wordt door de begeerlijkheden der verleiding; En dat gij zoudt vernieuwd worden in den geest uws gemoeds, En den nieuwen mens aandoen, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid.” (Éfeze 4:22-24)
De bedoeling is toch wel dat we veranderd worden, maar dit werkt van binnen naar buiten en voor zover Hij dat nodig vindt. En dat geldt ook voor die broeder of zuster. Die verandering wordt “heiliging” genoemd in de Bijbel. Heiliging betekent niet “zonder zonden”, maar “aan de Heer toegewijd” of “apart gezet voor de dienst aan de Heer”.