De verhoogde slang
“En niemand is opgevaren in den hemel, dan Die uit den hemel neder gekomen is, namelijk de Zoon des mensen, Die in den hemel is. En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden; Opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.” (Johannes 3:13-16)
Bekend Schriftgedeelte, met name het laatste vers. Het spreekt uiteraard over de Heer die is nedergedaald en opgestaan. Als we de verwijzing naar de verhoogde slang eens opzoeken, komen we terecht in Numeri 21:5-8. Daar vinden we de geschiedenis waarbij het volk Israël zich beklaagt bij God en Mozes:
“Waarom hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, opdat wij sterven zouden in de woestijn? Want hier is geen brood, ook geen water, en onze ziel walgt over dit zeer lichte brood. Toen zond de HEERE vurige slangen onder het volk, die beten het volk; en er stierf veel volks van Israël. Daarom kwam het volk tot Mozes, en zij zeiden: Wij hebben gezondigd, omdat wij tegen den HEERE en tegen u gesproken hebben; bid den HEERE, dat Hij deze slangen van ons wegneme. Toen bad Mozes voor het volk. En de HEERE zeide tot Mozes: Maak u een vurige slang, en stel ze op een stang en het zal geschieden, dat al wie gebeten is, als hij haar aanziet, zo zal hij leven”.
Hij zei niet: probeer nu eerst maar eens zelf die slangen om zeep te helpen. Het volk hoefde alleen omhoog te kijken en men stierf niet meer. Daar was geloof voor nodig: omhoog kijken terwijl je weet dat giftige slangen langs je benen krioelen! Bij ons is het net zo. Onze slangen (zonden) blijven gedurende ons hele leven. Het bestrijden daarvan betekent geestelijk sterven. Zolang wij echter omhoog blijven kijken, naar de verhoogde slang (nee dat was niet Zijn kruisiging, maar Zijn opstanding!) worden wij niet door de zonden bevangen en leven wij.
Romeinen 6:11
Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere.