27 juli


God is heilig. Wat betekent dat?

Leviticus 11:44
Want Ik ben de HEERE, uw God; daarom zult gij u heiligen, en heilig zijn, dewijl Ik heilig ben.

“Heilig” betekent: apart gezet, met een bepaald doel. Dat doel is de Heer Zelf. Iets wat heilig is, is aan Hem gewijd. Alles in de tabernakel en in de tempel was aan God gewijd; alle voorwerpen waren heilig. De sabbat was heilig. De pries­ters en hun kleding waren heilig. Zij stonden in dienst van de Heer.

In dit Bijbelvers staat: “De HEERE (Jehovah) uw God is heilig”. Dat betekent dat de Heer geheel aan God gewijd is. De Heer (de veruiterlijking van God) dient het wezen.

Toen de Heer als Mens op aarde was, diende Hij de Vader. Hij kwam om Gods wil te doen. Hij zegt: “Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt om te doen.” (Johannes 17:4) Wanneer de Heer na Zijn dood en opstanding als Hogepriester wordt aangesteld, zegt Hij opnieuw: “Zie Ik kom om Uw wil te doen, o God!” (Hebreeën 10:7, 9) In die Wil zijn wij geheiligd door de offerande van het lichaam van Jezus Christus, een­maal. (vers 10)

De kruisiging van de Heer was het slachten (sterven) voor de zonden van de hele mensheid. De opstanding en aanstelling tot Hogepriester is het offer dat Christus bracht voor Zijn Gemeente, de gelovigen. Duidelijker lezen we dat in Éfeze 5:2: “En wandelt in de liefde, gelijkerwijs ook Christus ons liefgehad heeft, en Zichzelven voor ons heeft overgegeven tot een offerande en een slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk”. Hij is geheel aan God gewijd ten behoeve van de Gemeente, Zijn Huis. (Hebreeën 3:5-6)

Wij zouden ook heilig zijn. Petrus schrijft: “Maar gelijk Hij, Die u geroepen heeft, heilig is, zo wordt ook gij zelven heilig in al uw wandel; Daarom dat er geschreven is: Zijt heilig, want Ik ben heilig”. (1 Petrus 1:15-16) Maar heilig (wijd je aan) de Heere, in jouw hart en wees altijd bereid tot verantwoording van de hoop die in jou is. (1 Petrus 3:15)