29 september


29 september

"Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in
het eeuwige leven", sprak de Heer Jezus tot de schare die Hem
volgde (Johannes 6:27). Zij hadden de dag tevoren gezien, hoe Hij
met vijf broden en twee vissen een menigte van ongeveer 5000
mensen verzadigde en hoe er nog twaalf volle korven brood
overbleven (Johannes 6:1-14). "Ik ben dat levende Brood, dat uit den
hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der
eeuwigheid leven" (Johannes 6:51).
"Werkt niet om de spijs die vergaat". Is dit eigenlijk geen
onmogelijke zaak om van de mens te verlangen? Ieder mens werkt
om den brode. Zoveel mogelijk verdienen om een zo rijk mogelijke
boterham. De gehele samenleving is hierop gebaseerd. Het is het
levensdoel van de mens. Het goed hebben op deze aarde om naar
hartelust te kunnen genieten van al wat de wereld biedt. "Hun
binnenste gedachte is, dat hunne huizen zullen zijn in eeuwigheid",
zei de psalmist reeds (Psalm 49:12). Men wil "Gode nog wel het
Zijne geven", godsdienstig zijn en goede werken doen, doch, en dit is
HET belangrijkste, eerst een goede boterham. Daarvoor wordt
gewerkt en gezwoegd. "Werkt NIET om de spijs die vergaat". Met
deze woorden ontneemt de Heer aan heel dat streven van de mens
zijn belangrijkheid.
"Ik ben het levende brood" en met deze uitspraak van de Heer
verliest de godsdienst met al zijn vroomheid en goede werken zijn
nut en wordt geheel waardeloos. DIT is het werk Gods en dit is alleen
belangrijk: "GELOVEN in Hem, Die Hij gezonden heeft: Jezus
Christus, Gods Zoon" (Johannes 6:29). HIJ is HET Brood, het Brood
des levens. Buiten Hem is heel ons leven en streven nutteloos. Met en
in Hem heeft het eeuwigheidswaarde. Hem geloven, Hem eten en
drinken, Hem tot levensdoel maken, zet AL het andere in ons leven
op de laatste plaats. "Deze rede is hard, wie kan dezelve horen?", was
het antwoord van de mens (Johannes 6:20). Zij is ook hard, want het
gaat ten koste van onszelf, als HIJ de Eerste wordt in ons leven. Jezus
Christus is het levende Brood. Wie dit Brood eet, zal in eeuwigheid
leven.

Lezen: Johannes 6:26-29, 47-51