In Genesis 4:1-16 lezen we de geschiedenis van Kaïn en Abel. Kaïn offerde de Heer de vruchten der aarde, Abel bracht een eerstgeborene van een dier ten offer. Dit offer was welgevallig voor de Heer, het offer van Kaïn niet. In plaats dat Kaïn zich voor zijn God verootmoedigde toen de Here hem waarschuwde, werd hij boos en doodde zijn broeder.
In 1 Johannes 3:12 staat, dat de werken van Kaïn boos waren en die van Abel rechtvaardig. Door het geloof heeft Abel Gode een meerdere offerande geofferd dan Kaïn en hierdoor werd van hem getuigd, dat hij rechtvaardig was (Hebreeën 11:4). Kaïn en Abel hadden natuurlijk van hun ouders, Adam en Eva, gehoord hoe de Here hen, toen zij in zonde gevallen waren, een bedekking van een dierenvel had gegeven. Het bloed dat hierdoor heeft moeten vloeien, zag op Jezus Christus het Lam Gods, dat eenmaal Zijn kostbaar bloed zou geven.
Abel geloofde God en daardoor heeft hij een beter offer gebracht. Hij offerde op de wijze, die God welgevallig was. Kaïn kwam met de vrucht van zijn eigen werk. Hij wilde God dienen zoals het hem goeddunkte. Zijn hart was niet op de rechte plaats. Als hij zijn God had liefgehad, had hij Hem gediend op de wijze die God behaagde.
Deze gezindheid van Kaïn is de gezindheid van deze wereld, ook van de christelijke. Vroom zijn, godsdienst bedrijven met plechtige ceremonieën wil de mens gaarne. Het is ook veel aangenamer, want de mens kan dan blijven zoals hij is. Ook vele gelovigen maken zich hieraan schuldig.
In Kolossensen 2:20-23 waarschuwt Gods Geest ertegen. Er is maar één mogelijkheid om God te behagen: “Geloven in Jezus, de Christus Gods”. Hem erkennen als Verlosser maakt ons kinderen Gods. Als kind van God Hem behagen, kan alleen als we leven in en door Christus. Dit leven is geestelijk leven door geloof, dat Christus en Christus alléén tot doel heeft.
Lezen: Genesis 4:1-16