“Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek; U zal geen kwaad wedervaren” (Psalm 91:9-10). Deze Psalm is profetisch en spreekt over onze Heer Jezus Christus. De satan kende deze psalm ook wel als zodanig, want hij haalde de verzen 11 en 12 aan, toen hij de Heer in de woestijn verzocht en Hem vroeg Zich van het dak des tempels te werpen (Mattheüs 4:6). “Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek”. Dit was een uiting van het geloofsleven van Christus. Hij heeft altijd en in elke omstandigheid volkomen op Zijn God vertrouwd.
Gods gelofte: “Geen onheil zal U treffen”, is in Zijn leven bewaarheid geworden. Toen de Here Jezus in de hof van Gethsemané was, werd het Hem zeer bang te moede, doch Hij heeft Zich tot driemaal toe geheel aan Zijn God toevertrouwd met de woorden: “Niet Mijn wil, Uw wil geschiede”. Zijn lichaam dreigde te bezwijken onder deze satanische verzoeking nog vóór Hij het werk der verlossing had volbracht. God heeft Hem gesterkt door Zijn engel te zenden (Lukas 22:43). Hem heeft geen onheil getroffen. Hij heeft het werk der verlossing ten einde toe kunnen volbrengen. “Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek”.
Deze gezindheid van onze Heer en Heiland moet ook de onze zijn. In Hem hebben wij een vertrek (een schuilplaats) bij de Allerhoogste, Die nu onze liefdevolle Vader is. IN Christus zijn wij beminden van God geworden. Hij wil niets liever dan dat wij ons volkomen aan Hem toevertrouwen, ons geloof alleen op Hem stellen. Als Gods Geest ons waarschuwt tegen de listen van satan, zegt Hij: “Weest krachtig IN DE HEER en in de sterkte ZIJNER macht” (Éfeze 6:10).
Altijd schuilen bij onze Vader in Christus, de Allerhoogste, altijd blijven in de liefde van onze Heiland, ons stellen onder de leiding van Gods Geest, Die in ons woont, Gods Woord lezen en herlezen om te weten welk een rijkdom wij bezitten in Christus. Zo leven door geloof is: “De Allerhoogste tot ons Vertrek stellen”.
Lezen: Psalm 91:9-16