29 december


29 december

De hoop die God ons heeft geschonken, is niet alleen een blij
verwachten, doch ook een vast vertrouwen in ons hart. De hoop als
vast vertrouwen, als anker der ziel, te bezitten, bewaart ons voor
wereldgezindheid en voor afdrijven van de waarheid.
Abraham bezat deze hoop. Abraham zag uit naar "de stad die
fundamenten heeft". Hij vertoefde in het land der belofte als
vreemdeling (Hebreeën 11:9-10), wetende dat het eens hem zou
toebehoren. Met die vaste hoop in zijn hart weigerde hij ook maar
één draad of een schoenriem van de koning van Sodom aan te nemen,
opdat deze niet zou kunnen zeggen: "Ik heb Abram rijk gemaakt".
God zei dan ook tot Abraham: "Vrees niet, Abram, IK ben uw Schild,
uw Loon zeer groot" (Genesis 14:21-15:1).
Dit is geloofsleven zoals God dat graag ziet. Hoe heerlijk is de
uitwerking van de hoop als vast vertrouwen in het hart van het kind
van God.
Deze hoop deed Abraham bewust afstand doen van het recht dat hij
in de wereld had.
Naast geloof en liefde behoren wij de hoop als vast vertrouwen te
bezitten. De drie facetten van het nieuwe leven: geloof, hoop en
liefde, worden dikwijls in het Woord naar voren gebracht.
O.a. in 1 Thessalonicensen 1:3, dat spreekt over "het werk uws
GELOOFS, en den arbeid der LIEFDE, en de verdraagzaamheid der
HOOP op onzen Heere Jezus Christus, voor onzen God en Vader".
Kolossensen 1:4-5: "Alzo wij van uw GELOOF in Christus Jezus
gehoord hebben, en van de LIEFDE, die gij hebt tot alle heiligen, om
de HOOP, die u weggelegd is in de hemelen".
1 Petrus 1:3: "Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft
wedergeboren, tot een levende HOOP, door de opstanding van Jezus
Christus" Vers 7 noemt de beproeving van het GELOOF; vers 8 zegt:
"Denwelken gij niet gezien hebt, en nochtans LIEFHEBT, in
Denwelken gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar GELOVENDE, u
verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde".
Hoop als vast vertrouwen te bezitten is een gesteldheid van het hart,
het is een gezindheid van waaruit wij leven. Het is standvastig blijven
als ziende de Onzienlijke (Hebreeën 11:27). Het is: "Het oog alleen
richten op Jezus Christus de Leidsman en Voleinder des geloofs"
(Hebreeën 12:2).

Lezen: 1 Petrus 1:3-9