26 december


26 december

Toen de Heer Jezus geboren was, hebben de engelenscharen
gezongen: "Ere zij God in de hoogste, en vrede op aarde in mensen
des welbehagens" (Lukas 2:14 letterlijk).
In Hebreeën 10:7 lezen we, dat de Heer Jezus heeft gezegd: "Zie, Ik
kom (in het begin des boeks is van Mij geschreven), om Uw wil te
doen, o God!"
Zijn komst op aarde had in de eerste plaats tot doel, Gods Naam
groot te maken en Hem volkomen genoegdoening te geven voor de
smaad Hem door de zonde aangedaan.
Het leven van Jezus Christus was één grote manifestatie van
volmaakt geloof, volmaakte liefde, volmaakte gerechtigheid en
gehoorzaamheid aan Zijn God. Het liep uit op de dood des kruises,
waar Hij tot zonde werd gemaakt.
Het bewijs van dit geweldige, heerlijke, voor ons niet te omvatten feit
is, dat Jezus Christus is opgewekt uit de doden en nu zit aan Gods
rechterhand in de hemelen.
Nu dit grote werk der verlossing volbracht is, kan God de mens Zijn
vrede en Zijn welbehagen uit vrije, pure genade aanbieden.
"Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende,
hun zonden hun niet toerekenende" (2 Korinthe 5:19).
Wie in Hem gelooft als de Christus Gods, wordt verheven tot
hemelburger, ja, wordt rechtvaardigheid Gods in Christus (2 Korinthe
5:21).
Zonde is het probleem niet meer. Het gaat nu alleen om Jezus
Christus.
Hem geloven is leven, Hem niet geloven is: blijven in de slavernij
van de zonde en dood. "Die in den Zoon gelooft, die heeft het
eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven
niet zien, maar de toorn Gods BLIJFT op hem" (Johannes 3:36).
Eens, als deze tijd van genade, van Goddelijke amnestie voorbij is,
zal God de mens die niet gelooft, ter verantwoording roepen
(Openbaring 20:11-13).

Lezen: Lukas 2:8-20