15 december
"Gij zijt het zout der aarde, Gij zijt het licht der wereld", heeft de
Heer Jezus tot zijn volk Israël gezegd (Mattheüs 5:13a en 14a).
Hij was gekomen tot Israël en predikte hen het Koninkrijk der
hemelen (Mattheüs 4:23, 5:3).
Israël echter wilde niet luisteren en de Farizeeën beraadslaagden
tegen Hem, hoe zij Hem zouden doden (Mattheüs 12:14).
Zij hebben hun eigen Messias, de Christus Gods, verworpen en nog
steeds willen zij Hem niet als zodanig aanvaarden.
Eenmaal echter zal de tijd komen, dat Israël metterdaad het zout der
aarde en het licht der wereld zal zijn. Als de profetie uit Zacharia
12:10-14 in vervulling is gegaan, zullen zij Hem zien die zij
doorstoken hebben, zullen zij door Gods Geest Hem aannemen als
hun Koning en Messias.
Welk een wondere tijd zal dat zijn! Nu zijn ze in ongeloof naar
Palestina gegaan en daar zullen zij eerst de antichrist, de wetteloze,
de zoon des verderfs, die in de tempel te Jeruzalem als God geëerd
zal worden (2 Thessalonicensen 2:3-4), aanvaarden als de Messias.
Er zal dan een tijd van grote verdrukking komen, totdat Christus
verschijnt in koninklijke heerlijkheid (2 Thessalonicensen 2:8-10).
Wij, die nu door geloof in Christus, kinderen Gods zijn geworden,
zijn dan reeds Boven bij Hem.
Wij komen niet in het oordeel, doch zullen vóór die tijd door de Heer
opgenomen worden in heerlijkheid (1 Thessalonicensen 4:15-17).
Het Woord van God leert ons niet dat de Gemeente van Christus,
waarvan wij allen leden zijn, als Gemeente de roeping heeft het zout
der aarde en het licht der wereld te zijn. Haar roeping is een hemelse
(Efeze 3:10).
Elk kind van God persoonlijk behoort te wandelen als een kind des
lichts, "want hij IS licht in de Heer" (Efeze 5:8). Als wij het nieuwe
leven door geloof leven, wandelen wij als kinderen des lichts. Gods
Geest Die in ons woont, bewerkt dan in ons vrede, blijdschap en
liefde in Christus en leidt ons door dit leven heen tot eer van God en
tot zegen voor onze naaste.
Lezen: Mattheüs 5:13-20