13 december
"Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons
gestorven is, als wij nog zondaars waren" (Romeinen 5:8).
1 Korinthe 15:3: "Dat Christus gestorven is voor onze zonden, naar
de Schriften".
Galaten 1:4: "Jezus Christus, Die Zichzelven gegeven heeft voor
onze zonden".
1 Petrus 3:18: "Want Christus heeft ook eens voor de zonden
geleden".
2 Korinthe 5:21: "Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij
zonde voor ons gemaakt".
Romeinen 6:23: "Want de bezoldiging der zonde is de dood" en
omdat ALLE mensen gezondigd hebben, zijn zij allen in de dood
terecht gekomen (Romeinen 5:12). Allen zijn onder de toorn van God
(Johannes 3:36).
Het was voor de mens volkomen onmogelijk om uit de dood over te
gaan in het leven. De mens is van nature zondaar, hij is in zonde
ontvangen en geboren en als zodanig kan hij voor God niet bestaan.
God is de Bron des levens, het ware leven komt uitsluitend uit Hem.
Door de zonde werden alle mensen onderdaan van het rijk des doods,
waarvan satan heer is (Hebreeën 2:14-15). Zij zijn dus afgesneden
van de Levensbron.
Jezus Christus werd Mens om voor ons tot zonde gemaakt te kunnen
worden, opdat Hij het loon der zonde, de dood, zou kunnen
ondergaan.
Hij droeg het oordeel over de zonde en stierf voor ons. Hij, de Zoon
des mensen, was de Rechtvaardige, de Smetteloze. Zijn geloof was
volkomen en Zijn gehoorzaamheid tot de dood, ja, de dood des
kruises (Filippensen 2:8). God heeft Hem opgewekt uit de doden en
Hem heerlijkheid gegeven (1 Petrus 1:21).
Het is het bewijs, dat Hij volkomen aan het recht Gods heeft voldaan.
Hij heeft de reiniging der zonden tot stand gebracht en Zich gezet aan
de rechterhand van de Majesteit in de hoogste (Hebreeën 1:3). Hij is
de EERSTGEBORENE uit de doden (Kolossensen 1:18) en nu kan
ieder die in Hem gelooft, uit de macht des doods verlost worden. Wie
in Hem gelooft, IS overgegaan uit de dood in het leven (Johannes
5:24b), want in Hem HEBBEN wij de verlossing door Zijn bloed en
wel zo volkomen, dat wij in Hem voor God heilig en onberispelijk
zijn (Efeze 1:7 en 4). Welk een wonder van liefde en genade!