De zoon van …, de zoon van …, de zoon van …
Kon de Here Jezus alle zonden van de hele mensheid betalen in een paar uur tijd? Veel mensen denken van niet, omdat het niet in verhouding lijkt te staan tot de grootte van de schuld van de mensheid. Tóch heeft Hij het gedaan. Hij was ook de enige op de wereld die het kón doen. Dat had alles te maken met het recht op plaatsvervanging, dat geregeld is in Gods wet. De Here Jezus stierf (betaalde met zijn leven) in plaats van de mensheid. Om dat beter te kunnen begrijpen vandaag een stukje genealogie, oftewel: stamboomkennis.
Je kent vast Willem van Oranje wel. Hij was de grondlegger van het huis van Oranje. Zijn zoon erfde van hem de titel en functie “Prins der Nederlanden”, diens oudste zoon erfde zijn titel weer, enzovoorts. Als er geen zoon was om de titel aan over te dragen, ging de titel over naar de dichtstbijstaande mannelijke bloedverwant, dus een neef of broer. Onze koningin Beatrix is zodoende de meest directe afstammeling van Willem van Oranje (want sinds iets meer dan 100 jaar kunnen ook vrouwen de titel erven). Als Koningin der Nederlanden is zij het hoofd van de koninklijke familie en de vertegenwoordigster van het Nederlandse volk.
Wist je dat de Here Jezus toen Hij hier op aarde leefde de meest directe afstammeling was van Adam, de allereerste mens? Lees er Lukas 3:23-38 maar eens op na. Daar staan alle voorouders van de Here Jezus genoemd, helemaal terug in de tijd tot aan “Adam, den (zoon) van God”. Als directe afstammeling van de eerste mens, en dus als “hoofd van de mensheid” of “Zoon des mensen”, kon de Here Jezus de mensheid vertegenwoordigen naar God toe. Als hoofd van de mensheid had hij de mogelijkheid en het recht om de mensheid te lossen (lees Leviticus 25 maar eens over de situaties waarin lossing toegepast werd). De Here Jezus was vanwege Zijn afstamming in staat om de mensheid vrij te kopen van de grote schuld die zij had bij God. En gelukkig heeft Hij dat ook gedaan! Hij is naar God toe als onze Losser opgetreden en heeft betaald voor ons, zodat wij nu vrij -verlost- van zonde zijn.
En wat zo mooi is, is dat Hij door Zijn opstanding uit de doden voor eeuwig onze vertegenwoordiger naar God toe kan blijven. “Ik weet dat mijn (Ver)losser leeft!” (Job 19:25)