13 november


De wereld in zonde

Genesis 1:1, 2
(1) In den beginne schiep God den hemel en de aarde. (2) De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.

De aarde was woest en ledig. Eigenlijk staat er “de aarde werd woestheid en ledigheid vanwege de verschijning van de afgrond”. Tussen vers één en twee zien we dat er een oordeel over deze wereld heeft plaatsgevonden. De wereld lag daarmee al in het oordeel, (lang) voordat de mens geschapen werd. Adam werd door God gemaakt uit de -in zonde gevallen en geoordeelde- aarde. Het Hebreeuwse woord voor aardbodem is “adamah”. Niet voor niets dat de eerste mens op deze aarde de naam Adam krijgt. Adam betekent rood en rood staat voor de rode aarde, oftewel Adam hoorde bij de aarde. In het midden van de Hof van Eden stond de boom des levens en ook was er een boom “der kennis des goeds en des kwaads”. We weten wat er gebeurde: Adam en Eva kozen het verkeerde omdat de vrucht “begeerlijk was om verstandig te maken” en satan had beloofd dat zij als God zouden worden, kennende het goed en het kwaad. Vanaf dat moment gingen hun ogen inderdaad open en zagen zij dat ze naakt waren. Ze hadden gekozen voor “de wet”, die immers het goed en het kwaad aan het licht brengt. En wet doet nu eenmaal zonden kennen. Je vraagt je altijd af wat er gebeurd zou zijn als ze van de andere boom hadden gegeten. Daar geeft de Bijbel geen antwoord op. Maar als je ziet wat voor ellende er op de wereld is gekomen, wordt Adam in de Bijbel opvallend weinig verweten (zie Genesis 3:19). Hoe dat komt? Omdat een ieder van ons in zijn plaats exact hetzelfde gedaan zou hebben. Wij zijn nu eenmaal ook uit de “aarde (en dus) aards” (1 Korinthe15:47). God verwachtte van Adam niets beters.

Geestelijk gezien is de Here Jezus de Boom des levens en door geloof eten wij nu wél van die boom des levens. We zijn weer terug in het Paradijs en weten nu dus ook waar we het niet moeten zoeken: bij de wet. Die laat ons alleen maar meer zonden zien, terwijl God ons die al lang heeft vergeven. Laten we ons daarom vooral voeden met de goede vrucht, dan zijn wij verzadigd genoeg om het andere onbeleefd af te slaan.

Eet smakelijk.