13 november


Als wij het boek Leviticus bestuderen, valt het direct op, met welk een grote nauwkeurigheid God Zijn voorschriften aangaande de verschillende offeranden heeft gegeven. Hij neemt alles zeer nauw, want het gaat Hem om Jezus Christus, Zijn Zoon. In elk voorschrift, in elke offerande kunnen we Gods vinger, die wijst op Jezus Christus en Zijn werk voor de Zijnen, ontdekken.
“Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land der Egyptenaren uitgevoerd heb, opdat gij hun slaven niet zoudt zijn; en Ik heb de disselbomen van uw juk verbroken, en heb u doen rechtop staan” (Leviticus 26:13). Dit is het wonder van Zijn verlossing van Israël, die tot doel had: “En Ik zal in het midden van u wandelen, en zal u tot een God zijn, en gij zult Mij tot een volk zijn” (Leviticus 26:12).
“En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden”, zegt 1 Korinthe 10:6 tot ons. Ook ons geldt: “De disselbomen (stangen) van uw juk heb Ik verbroken en heb u doen rechtop staan”. “Gode zij dank, gij wáárt dienstknechten der zonde” (Romeinen 6:17), “Maar thans VRIJGEMAAKT van de zonde” (Romeinen 6:22).
Hij heeft onze slavenboeien verbroken en nu mogen wij in Christus “rechtop” gaan, want in Hem zijn wij Gods geliefde kinderen. “Ik zal in het midden van u wandelen, en zal u tot een God zijn”.
Tot ons zegt het Woord: “Opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben, en deze onze gemeenschap ook zij met den Vader, en met Zijn Zoon Jezus Christus” (1 Johannes 1:3). God was voor Israël heel precies en Hij wilde dat zij Zijn geboden nauwgezet in acht zouden nemen (Leviticus 26:3). Het was de voorwaarde voor een blij en gelukkig leven in Zijn gemeenschap.
Zo is het ook met ons. God schonk ons Zijn geliefde Zoon, opdat wij zouden leven DOOR HEM (1 Johannes 4:9). Dit is het NIEUWE leven in en door Christus, onze Heer, leven, opdat HIJ onze blijdschap en onze vrede kan zijn. God schonk ons daartoe Zijn Geest in ons hart. Wat een wonder van genade!
Lezen: 1 Johannes 1:1-4