“Deze hun weg is een dwaasheid van hen; nochtans hebben hunne nakomelingen een welbehagen in hunne woorden. Sela. Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn woning”, zegt Psalm 49:15-16.
“Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen. Sela”, zingt de psalmist verder (Psalm 49:16). Hij geloofde in God, de Bron des levens en wist dat eenmaal de Verlosser zou komen.
De Verlosser IS gekomen, Jezus Christus, onze Zaligmaker. Hij stond op uit de dood als de Overwinnaar. Wij, die in Christus geloven en in Hem ontslapen zijn, zullen bij de bazuin Gods opstaan (1 Thessalonicenzen 4:16). Dan ontvangen wij onvergankelijk leven. Degenen, die nog leven als de Heer de Zijnen Thuis haalt, zullen in één ogenblik veranderd worden (1 Korinthe 15:50-55). Wij zullen dan tegelijk met de opgestane ontslapenen de Heer tegemoet gaan in de lucht (1 Thessalonicenzen 4:17). Dan pas, als ook ons lichaam, dat nu nog niet verlost is, zal verheerlijkt zijn, zullen we in volkomenheid kunnen zingen: “De dood is verslonden tot overwinning” (1 Korinthe 15:54).
De overwinning, die we nu reeds bezitten in Christus onze Heer. Hij, de eeuwige God, heeft vlees en bloed aangenomen om de duivel, die het geweld des doods had, te onttronen (Hebreeën 2:14-15). Hij leed en stierf voor ons en door Zijn opstanding triomfeerde Hij over de macht van zonde en dood. Bevrijd van deze macht mogen we het geloofsleven leven en zullen we eenmaal deel hebben aan de Opstanding.
Want dit sterfelijke lichaam moet onsterfelijkheid aandoen en dit vergankelijke onvergankelijkheid. Welk een dag zal
dat zijn!
Lezen: 1 Thessalonicenzen 4:13-18