19 oktober


“Ik zal den HEERE zingen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben” (Psalm 104:33).
Deze psalm begint met de woorden: “Loof den HEERE, mijn ziel, O HEERE, mijn God, Gij zijt zeer groot”. Hoe heerlijk is het te kunnen zeggen: “HEERE, MIJN God, op U betrouw ik”. De psalmist uit de oude tijd kon dit reeds zingen. Hoeveel te meer wij, die deze grote God, in Christus, onze Vader mogen noemen. Wij, die Hem niet alleen kennen als de Allerhoogste, de Heilige, de grote God, doch ook als de God van alle genade, de God wiens wezen liefde is. Onze God en Vader, Die Zichzelf aan ons heeft gegeven in Jezus Christus, onze dierbare Heiland en Verlosser.

Welk een Heiland heeft Hij ons geschonken. Welk een onpeilbare liefde heeft Hij geopenbaard in Christus Jezus, in Wie al Zijn welbehagen is. Ik zal de Heer zingen, zolang ik leef, zong de psalmist. Gods bedoeling met ons is: “Het woord van Christus wone rijkelijk in u, in alle wijsheid; leert en vermaant elkander, met psalmen en lofzangen, en geestelijke liederen, zingende den Heere met aangenaamheid IN UW HART” (Kolossenzen 3:16).
Als het woord van Christus rijkelijk in ons woont, heeft dat tot gevolg, dat ons hart overvloeit van dank en lof voor Hem, onze Heiland. Met Zijn vrede en blijdschap in ons hart mogen we wandelen in deze wereld. Het is niet die luidruchtige vreugde zoals de wereld deze kent. Het is niet die blijdschap, die afhankelijk is van onze omstandigheden.
Het is die wondere intense blijdschap en vrede, die ons hart altijd doet zingen en loven, ook al is het leven vol verdriet. Als Hij, Christus onze Heer, Zelf onze vrede en blijdschap is, woont ook Zijn Woord in ons. Zijn Woord, dat altijd spreekt van Zijn liefde en van de liefde van God onze Vader. Hoe meer we Hem leren kennen, hoe heerlijker Zijn Persoon voor ons wordt. De kern en de climax van onze blijdschap moet altijd weer zijn: “Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijk gave: Christus, onze Heer!” (2 Korinthe 9:15).
Lezen: Psalm 104:31-35