18 oktober


“Want God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, hetzij goed, of hetzij kwaad” (Prediker 12:14).
Ook in Romeinen 2:16 wordt gesproken van het oordeel Gods over het verborgene in de mens. In Openbaring 20:12 lezen we hoe de mensen worden geoordeeld naar hun werken. De Israëlieten hebben de wet gekregen en zullen door de wet geoordeeld worden. “Want de hoorders der wet zijn niet rechtvaardig voor God, maar de daders der wet zullen gerechtvaardigd worden” (Romeinen 2:12-13). Bij die wet behoorde ook de wet der offeranden, zodat de gelovige Israëliet altijd weer opnieuw door God kon worden begenadigd door middel van het offer, dat zag op Christus. De heidenen, die deze wet niet kennen, doen van nature wat de wet gebiedt, want zij hebben een geweten, dat hen waarschuwt als ze verkeerd doen (Romeinen 2:14-15). Gods oordeel zal volkomen rechtvaardig zijn, want bij Hem is geen aanzien des persoons (Romeinen 2:11).

Het kruis van Jezus Christus heeft een radicale omkeer gebracht in de verhouding van God tot mens. Thans wordt de verhouding, waarin de mens tot God staat, bepaald door Jezus Christus. Hem geloven, betekent eeuwig leven en verlossing van Gods toorn. Hem afwijzen, betekent eeuwige verlorenheid. “Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God” (Johannes 3:18).
Welk een wonderbare zaligheid heeft God ons, die in Christus geloven, bereid. Eeuwig leven, nieuw leven, schonk Hij ons in Hem. Voor eeuwig zijn wij behouden. Nu reeds mogen wij dat eeuwige, nieuwe leven door geloof leven. Wij mogen rusten in het volbrachte werk van Christus onze Heer, wetende dat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn bloed, behouden worden van de toorn van God (Romeinen 5:9).
Lezen: Johannes 3:16-18