03 oktober


Lees: Matthéüs 26:17-19, 26-30 

Nieuwe instellingen
Paulus zegt over het Oude Testament: “de Wet is geestelijk”. Dat wil zeggen: Alle instellingen hebben ook een betekenis en de betekenis is belangrijker dan het offer zelf. Oftewel, alle offers wijzen op één of andere manier op de Here Jezus. Ze zijn een “schaduw van het toekomende”. Zij spreken van het plaatsvervangend sterven en opstaan van de Here Jezus. Dat is “het toekomende” zelf. 

De Bijbel maakt duidelijk dat met de dood en opstanding van de Here Jezus een einde gekomen is aan de Wet. Alle offers en dergelijke spraken immers over Hem. Nu is Hij er en is dat dus vervuld! Je kunt het vergelijken met een briefje dat je krijgt met daarop de belofte dat je over een maand je nieuwe fiets ontvangt (vanwege de levertijd). Op het moment dat de fiets er is, kan het briefje in het archief en heeft het geen waarde meer. Zo is het ook met de Wet. 

Wij hebben geen set met regeltjes van wat de Heer van ons verlangt om Hem te behagen. (Dat is natuurlijk in wezen wat religie is). Toch wordt er wel gezegd dat de Heer twee “nieuwe” instellingen gegeven heeft aan ons. De “Doop” en het “Avondmaal”. Zowel Doop als Avondmaal hebben een betekenis en bepalen ons bij de Heer, die voor ons immers onzichtbaar is. Het is niet zo dat je je letterlijk moet laten dopen (omdat je anders niet behouden zou zijn) of dat je elke week avondmaal moet vieren. Het is wel zo dat er een heel rijke betekenis aan beide “rituelen” vast zit. 

Hoewel beide “sacramenten”, zoals ze ook wel genoemd worden, “nieuwe” instellingen zijn, zijn ze toch ook weer niet helemaal nieuw. Ze zijn beide nauw verbonden met wat we leren vanuit het Oude Testament. De Doop grijpt, bijvoorbeeld, terug op de verlossing uit Egypte door de Schelfzee heen. Het Avondmaal grijpt terug op de instelling van het Pascha bij de uittocht van Israël uit Egypte. Daarover morgen meer.