30 september
In 1 Petrus 5:10 lezen we: "De God nu aller genade, Die ons
geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, nadat
wij een weinig tijds zullen geleden hebben, Dezelve volmake,
bevestige, versterke, en fondere ulieden". Het heerlijke van Gods
genade is, dat zij gegrond is op Goddelijk recht. Goddelijk recht is
een van de meest wonderlijke openbaringen van Gods liefde. God gaf
Zichzelf in de Zoon Zijner liefde. Deze Zoon Zijner liefde heeft door
Zijn leven, Zijn lijden en Zijn dood volkomen aan het recht Gods
voldaan. In Hem kan God nu zijn: "De God van ALLE genade".
Gods gerechtigheid door het geloof van Jezus Christus is tot allen en
over allen die geloven, zonder onderscheid (Romeinen 3:22). Ons,
die geloven in Christus de opgestane Heer, heeft God geroepen tot
Zijn eeuwige heerlijkheid. Voor ons is Hij de God van alle genade.
Uit genade zijn wij zalig geworden door geloof (Efeze 2:8). Uit Zijn
genade mogen wij nu leven door geloof.
Genade is pure Goddelijke liefde uitgestort over ons die in onszelf tot
niets goeds in staat zijn. Genade sluit elke verdienste van onze kant
uit. Uit Zijn genade leven is niets van onszelf verwachten, doch alles
van Hem. God heeft ons in Christus geroepen tot Zijn eeuwige
heerlijkheid. IN CHRISTUS, in HEM heeft God ons begenadigd
(Efeze 1:6). In HEM schenkt Hij ons Zijn overvloed van genade.
Genade om in en door onze Heiland te leven. Genade om onze weg
met blijdschap te gaan, hoe de omstandigheden ook mogen zijn.
Genade om stil te zijn in Hem en ons geheel en al aan Hem toe te
vertrouwen. Wij zijn om niet gerechtvaardigd uit Zijn genade door de
verlossing in Christus Jezus (Romeinen 3:24) en sindsdien heerst in
ons leven de genade door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven,
door Jezus Christus onze Heer (Romeinen 5:21). Dit eeuwige leven
vindt zijn oorsprong, zijn voortgang en zijn einddoel in heerlijkheid,
in de wonderbare genade van de God van alle genade. Deze genade is
ons geschonken in Christus Jezus, Die ons is geworden
rechtvaardigheid van God.
Lezen: 1 Petrus 5:10-12