26 september
Op welk een wonderlijke wijze heeft God ons toch verlost uit de
macht van zonde en dood. Hij gaf hiertoe Zichzelf in de Zoon Zijner
liefde, Jezus Christus onze Heer. Hem heeft Hij geoordeeld. Hem
deed Hij in de dood gaan, opdat wij van oordeel en dood verlost
zouden worden. Een aardse rechter zou zoiets nooit kunnen doen,
want het komt niet te pas een ander in de plaats van de schuldige te
straffen. Jezus Christus echter heeft Zich zo volkomen met ons
vereenzelvigd. Wij zijn met Hem samengegroeid (Romeinen 6:5).
Toen God Hem strafte, Hem verliet om onze zonden en Hem in de
dood liet gaan, werden wij gestraft en stierven wij in Hem. Onze
zonden, het kwaad dat wij deden, droeg Hij op het kruis, onze
zondenatuur, ons zondige wezen, ging met Hem in de dood. Wij zijn
volkomen één met Hem geworden. Niet alleen in Zijn dood, maar, en
wat meer is, ook in Zijn opstanding. Door Zijn dood zijn wij uit
Adam gegaan, door Zijn opstanding in Christus gekomen. Wij zijn
met Hem samengegroeid in Zijn opstanding (Romeinen 6:5). Wij
stierven in Hem en stonden als nieuwe mensen op in Hem. Nu mogen
wij in NIEUWHEID des levens wandelen (Romeinen 6:4). In Hem
opgestaan mogen we leven voor God.
Er was ook geen andere mogelijkheid om ons deelgenoot te maken
van het Goddelijke leven. Ook al was onze zondeschuld betaald, toch
zouden we in wezen zondaars zijn gebleven, want we zijn het door
geboorte. In Adam werd de zonde onze heer en meester. God heeft
hieraan op zeer radicale wijze een einde gemaakt door ons in Christus
te laten sterven en ons in Hem op te wekken tot NIEUW leven. Deze
heerlijke feiten mogen we in geloof aanvaarden, want God zegt het in
Zijn Woord. Deze verlossingswaarheden liggen vast in Christus. Wij
zijn door Zijn bloed (leven) gerechtvaardigd (Romeinen 5:9) en door
Zijn dood RECHTENS vrij van de zonde (Romeinen 6:7-8). Wie zal
ons beschuldigen? GOD is het Die ons rechtvaardigt en Hij is de
Allerhoogste (Romeinen 8:33-35).
Lezen: Romeinen 6:4-11