11 september
"Maar ook wij zelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij
ook zelven, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de
zoonstelling, namelijk de verlossing onzes lichaams" (Romeinen
8:23). Ook wij zelf, wij, Gods kinderen in Christus Jezus onze Heer,
zuchten in die verwachting. In Christus zijn wij een nieuwe
schepping geworden en mogen we het nieuwe leven door Gods Geest
leven.
In Christus zijn wij onttrokken aan de vruchteloosheid waaraan de
schepping is onderworpen (Romeinen 8:20). Wij zijn het eigendom
van Christus, Die uit de doden opgewekt is, opdat wij Gode vrucht
zouden dragen (Romeinen 7:4), want de wet van de Geest des levens
heeft ons in Christus Jezus vrijgemaakt van de wet der zonde en des
doods (Romeinen 8:2).
De Geest van God, Die God rijkelijk over ons heeft uitgestort door
Jezus Christus onze Heiland, heeft ons vernieuwd (Titus 3:5-6) en nu
kunnen wij door geloof leven tot eer van God. Echter, ons lichaam is
nog NIET verlost. "Wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de
uitnemendheid der kracht zij van God, en niet uit ons" (2 Korinthe
4:7).
Wij verwachten de verlossing van ons lichaam (Romeinen 8:23). Nu
nog zuchten wij, want ons lichaam is nog onderworpen aan ziekte,
moeheid en allerlei ongerief. Gods Geest geeft ons kracht het nieuwe
leven, dat Goddelijk leven is, in dit zwakke lichaam te beleven. Hij
maakt levend door Zijn Geest, Die in ons woont, zegt Romeinen
8:11. Het betekent, dat Gods Geest ons reeds hier, ondanks ons
lichaam dat vaak tegenwerkt, in staat wil stellen het leven van
Christus te leven. Wij verwachten het zoonschap, dat inhoudt de
verlossing van ons lichaam (Romeinen 8:23). God heeft ons in liefde
ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangesteld door Jezus
Christus (Efeze 1:5). Hij wil ons daartoe opvoeden. Eens zal dit
vergankelijk lichaam onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke
onsterfelijkheid en dan pas wordt het werkelijkheid: "De dood is
verslonden tot overwinning" (1 Korinthe 15:54-55). Deze hoop ligt
vast in Christus en daarom verwachten wij het met lijdzaamheid
(Romeinen 8:25).