6 september
Voor een ieder die GELOOFT, is Christus het EINDE der wet tot
rechtvaardigheid (Romeinen 10:4). Met "de wet" wordt niet alleen
bedoeld de wet der geboden, doch vooral ook de ceremoniële wet. De
ceremoniële wet was het bewijs van Gods liefde en genade voor
Israël. Het volk had wel nadrukkelijk beloofd: "Alles wat de HEERE
gesproken heeft, zullen wij doen" (Exodus 19:8), doch God wist dat
zij deze belofte niet konden houden.
Daarom heeft Hij aan de wet der geboden de wet aangaande de
offeranden verbonden. God, de Heilige, de Rechtvaardige, kan zonde
niet dulden. De ceremoniële wet bevatte alles wat nodig was om het
mogelijk te maken, dat God te midden van Zijn zondige volk kon
blijven wonen. Met welk een Goddelijke nauwkeurigheid heeft Hij
de inrichting van de tabernakel, de offeranden, de priesterdiensten en
de feesten door Mozes doen optekenen.
Alles was een voorafschaduwing van Jezus Christus en Zijn werk der
verlossing. Elk onderdeel van de ceremoniële wet beeldde een aspect
van Zijn Persoon en Zijn werk uit. Jezus Christus kwam om de wet te
vervullen (Mattheüs 5:17) en Hij hééft de gehele wet vervuld, de wet
der geboden en de wet der offeranden met hun ceremonieën. Niet
alleen voldeed Hij geheel aan de eis van de wet der geboden, doch
Hij was ook het volkomen brandoffer, het volkomen zond- en
schuldoffer. Ook de vrede- en spijsoffers vonden in Hem hun
vervulling.
Zijn werk was zó volmaakt, zo algenoegzaam voor een heilig God,
dat het het einde van de wet betekende. Het einde van de wet tot
RECHTVAARDIGHEID voor een ieder die gelooft. Hoe heerlijk
voor een kind van God, dat Zijn rechtvaardigheid ons wordt
toegerekend. HIJ is onze rechtvaardigheid. Wij mogen rusten in Zijn
volbrachte werk, dat zijn bekroning vond in Zijn opstanding en
verheerlijking. Wij mogen nu ons geloof vestigen op Hem, Die Jezus,
onze Here, uit de doden opgewekt heeft. Welke overgeleverd is om
onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaardiging (Romeinen 4:24-
25).
Lezen: Romeinen 4:24-5:2