03 september


3 september

Het is veel meer naar de aard van de mens om uit dankbaarheid Gods
wet zo goed mogelijk te houden, dan om uitsluitend door GELOOF
te leven. Om de wet te houden, moeten we erg ons best doen en we
doen graag ons best. Als het ons, naar onze mening, eens lukt,
hebben we het gevoel echt iets gepresteerd te hebben. Het was voor
de joodse christenen uit Paulus’ dagen ook moeilijk de wet terzijde te
zetten en alleen Christus te beleven. Vandaar dat Gods Geest het ons,
zowel in de Romeinenbrief als in die aan de Galaten, duidelijk
uitlegt.
In Galaten 2:19 zegt Paulus: "Want ik ben door de wet voor de wet
gestorven om voor God te leven". Voor de wet is hij dood, want hij
stierf in Christus. Niet alleen stierf hij in Christus doch hij is ook in
Hem opgestaan tot NIEUW leven. Dit nieuwe leven wordt voor God
geleefd. Het houdt in: "Met Christus ben ik gekruisigd en toch leef ik,
dat is niet meer mijn ik, maar CHRISTUS leeft in mij" (Galaten2:20).
De wet is een tuchtmeester voor ons gewest TOT Christus, opdat wij
uit GELOOF gerechtvaardigd zouden worden. Nu echter het geloof
gekomen is, zijn wij NIET MEER onder de tuchtmeester (Galaten
3:24-25), dat is onder de wet. Leven door GELOOF vraagt God van
ons en dat geloofsleven is gericht op Christus, UITSLUITEND op
Christus.
Paulus had gehoord van het GELOOF der Kolossensen in Christus en
daarom bidt hij voor hen: "Dat gij met de rechte kennis van Zijn wil
vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk verstand, om de
Here waardig te wandelen, HEM in alles te behagen, in alle goed
werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God"
(Kolossensen 1:4,9-10).
Dit is het nieuwe leven door geloof leven en dat wil Gods Geest IN
ons bewerken. Dit gaat echter ten koste van onszelf en dat is vaak de
moeilijkheid. Als iemand de wet houdt, doet hij nog iets. Als het
wordt: "Niet ik, doch Christus leeft in mij", betekent dit jezelf
kwijtraken in Hem. Het is ALLES schade achten om de
uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, onze Heer
(Filippensen 3:8).