29 augustus


Hebreeën 2:11-12
(11) Want en Hij, Die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één; om welke oorzaak Hij Zich niet schaamt hen broeders te noemen. (12) Zeggende: Ik zal Uw naam Mijn broederen verkondigen; in het midden der Gemeente zal Ik U lofzingen.

We hebben gisteren gelezen in het “Hogepriesterlijk gebed” dat de Heer de naam van Zijn Vader bekend heeft gemaakt aan de mensen en dat de Gemeente het loon is wat de Heere Jezus, op grond van Zijn geloof (= vertrouwen) in Zijn hemelse Vader, heeft ontvangen. Daarom wil Hij ook centraal staan in de Gemeente, Zich laten omringen door Zijn broederen! Deze uitspraak uit Hebreeën komt uit de psalmen, namelijk Psalm 22:23: “Zo zal ik Uw Naam mijn broederen vertellen; in het midden der gemeente zal ik U prijzen”. Je zult deze psalm wel kennen, want deze wordt veel (voor)gelezen, vaak in verband met het lijden van de Heer. We hebben al eerder deze maand gelezen dat de psalmen spreken over Christus, lees nog maar eens in Handelingen 2:30-31: “Alzo hij dan een profeet was, en wist, dat God hem met ede gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lenden, zoveel het vlees aangaat, den Christus verwekken zou, om Hem op zijn troon te zetten; Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien”. David profeteert over Zijn Heer in de psalmen! Lees het hele hoofdstuk van Hebreeën 2 maar eens.

En één van de eerste dingen die de Heer bij Zijn opstanding doet, is Zich bekend maken aan Zijn broederen! Johannes 20 17: “Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vare op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God”.

De Heer heeft, door Zijn geloof, alles verdragen, omdat Hij wist wat Hij zou ontvangen bij Zijn opstanding!

Hebreeën 12:2
Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechter hand des troons van God.