27 augustus


Galaten 3:29
En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen. 

Gisteren lazen we dat een kind (dienstknecht) moet opgroeien tot zoon (erfgenaam) wil het kunnen erven. Zo gaat het ook met een kind van God, hebben we gezien. Galaten 4:7: “Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus”. Het is de bedoeling dat wij Geestelijk toegroeien (net als een baby groeit naar zijn volgende levensfase) naar onze aanstelling tot zonen. Opgroeien gaat niet zonder vallen en opstaan, zo is het ook met ons. Zoals een vader zijn kind uit liefde kastijdt (= corrigeren), zo kastijdt onze hemelse Vader ons.

Hebreeën 12:6-7
(6) Want dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iedere zoon, die Hij aanneemt. (7) Indien gij de kastijding verdraagt, zo gedraagt Zich God jegens u als zonen; (want wat zoon is er, dien de vader niet kastijdt?) 

Als wij het lijden van deze tegenwoordige tijd aanvaarden als opvoedkundige maatregel (en speciaal wanneer we worden gesmaad om Christus) en vasthouden aan Christus’ beloften (dat Hij ons verzorgt) dan wordt ons geloof sterker. Zo wordt ons vertrouwen getest en gesterkt. Zo worden we volwassen.

Wij zijn dus “als zoon” rechtmatige erfgenamen van God door Christus. We zullen delen in de heerlijkheid van Christus in de hemel, omdat wij met Hem mede-erfgenamen zijn!

Kolossenzen 3:4
Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. 

Hoeveel heerlijkheid, hangt van onze trouw af. Maar wat erven wij dan met Christus? Dat staat in Hebreeën 1:1-2: “God, voortijds veelmaal en op velerlei wijze, tot de vaderen gesproken hebbende door de profeten, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon; Welken Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles, door Welken Hij ook de wereld gemaakt heeft…”.