19 augustus


“Het is zaliger te geven, dan te ontvangen”, zei Paulus tot de gelovigen van wie hij afscheid nam (Handelingen 20:35). Hij zei dit met het oog op de gezindheid van zijn hart, dat er altijd op uit was om aan zwakken aandacht te schenken. “Dengene nu, die zwak is in het geloof, neemt aan, maar niet tot twistige samensprekingen” (Romeinen 14:1). “Maar wij, die sterk zijn, zijn schuldig de zwakheden der onsterken te dragen, en niet onszelven te behagen” (Romeinen 15:1). “Daarom neemt elkander aan, gelijk ook Christus ons aangenomen heeft, tot de heerlijkheid GODS” (Romeinen 15:7). Zo vermaant Gods Geest de gelovigen bij monde van Paulus.
Het is de gezindheid van onze Heer en Meester, die Zichzelf voor ons heeft overgegeven, voor ons die niets hadden om terug te betalen. Hebt elkaar lief, gelijk Ik u liefgehad heb, zegt Hij in Johannes 13:34. Als wij door geloof het nieuwe leven leven, brengt Gods Geest in ons Zijn liefde tot openbaring. Door de Heilige Geest heeft God Zijn liefde in onze harten uitgestort (Romeinen 5:5). Met deze liefde mogen we Hem en elkaar liefhebben. Zo ons leven richten op onze Heer en Heiland maakt het waar ten opzichte van elkaar: “Het is zaliger te geven dan te ontvangen”.
Liefde geven is niet altijd voor ons eergevoel zaliger, want het houdt ook in: “Elkaar de voeten wassen” (Johannes 13:14). Voor ons, Gods kinderen, is zowel het geven als het ontvangen een genade van God. Zijn genade geeft ons in Christus ALLES wat tot leven en godzaligheid strekt (2 Petrus 1:3). ZIJN vrede, ZIJN blijdschap, ZIJN kracht, ja, alles wat wij nodig hebben, schenkt Hij ons uit louter genade. Ons gehele geloofsleven staat zo in het teken van “ontvangen”.
In 2 Korinthe 8:1-5 spreekt het Woord over de milde gaven van de gemeente te Macedónië. Gods Geest noemt deze gaven “GENADE Gods” (vers 1). Zo is het in het geestelijke leven. Te mógen geven, is genade van God. Te mogen ontvangen, is ook Zijn genade. Het gaat er immers alleen maar om, dat de Naam van onze Heer in ons verheerlijkt wordt en wij in Hem, naar de genade van onze God en van de Heer Jezus Christus (2 Thessalonicensen 1:12).

Lezen: 2 Thessalonicensen 1:11-12