18 augustus


In Handelingen 20:35 wijst de apostel Paulus ons op hetgeen de Heer Jezus gezegd heeft, met de woorden: “Het is zaliger te geven, dan te ontvangen”. In Lukas 14:12-14 zegt de Heiland tot de Farizeeën en Schriftgeleerden, die Hem ter maaltijd hadden genodigd, dat als men rijk is en een gastmaal wil geven, men niet gegoeden moet uitnodigen doch bedelaars, lammen, enz. Want, zo zei de Heer, “Gij zult zalig zijn, omdat zij niet hebben om u te vergelden (terug te betalen)”.
Zijn woorden “zalig zijn” slaan niet op ons gevoel, zoals wij dit als regel uitleggen. Voor ons eergevoel is het prettiger om te kunnen geven dan te moeten ontvangen. De Farizeeën en Schriftgeleerden waren zeer vroom en meenden dat zij door streng de wet te houden God konden behagen. Zij waren er erg op gesteld bij het volk in aanzien te staan en van hen eer te ontvangen. “Hoe kunt gij geloven, gij, die eer van elkander neemt, en de eer, die van God alleen is, niet zoekt”, zei de Heer Jezus (Johannes 5:44). “Gij zult zalig zijn, omdat zij niets hebben om terug te betalen”.
Aan een gastmaal voor bedelaars en ongelukkigen is geen eer te behalen. Zulk een gastmaal, als dat gegeven wordt uit een dankbaar hart tot eer van God, is voor de gastheer zaliger. Dat heeft voor God meer waarde, dan zich streng aan de wet te houden zonder dat het hart er bij is betrokken. Als het leven is gericht op eigen roem, eigen goedheid, eigen vroomheid, is er geen plaats voor geloof.
Geloven is een zaak van het hart, volgens Gods Woord. Met het HART gelooft men (Romeinen 10:9). Zulk geloof is gericht op God en Zijn Woord. Als wij Hem geloven, Hem liefhebben, zoeken we ook Hem te behagen. Dan weten we dat alles wat wij bezitten, moet zijn tot Zijn eer. Dan is geven niet anders dan gelovig doen wat Zijn Woord ons leert. Zulk een geven is zaliger dan ontvangen.

Lezen: Lukas 14:12-14