13 augustus


In Christus Jezus zijn wij het eigendom van God geworden. Hij heeft ons voor Zich verworven tot prijs Zijner heerlijkheid (Éfeze 1:14). In Christus heeft Hij ons lief met een onuitsprekelijke liefde (Johannes 17:23). Hij wil graag dat wij in nauwe gemeenschap met Hem leven. Hij wil ons niet alleen als Vader in Zijn Vaderhuis laten verkeren, doch ook als een heilig God ons de vrije toegang tot Zijn hemels Heiligdom verlenen. Hij is echter de Heilige, die geen zonde door de vingers kan zien. Wij gelovigen, zullen zolang we in dit lichaam zijn, bewust en onbewust steeds zondigen. Bovendien schieten we in ons geloofsleven veel tekort. God heeft hierin op Goddelijke wijze voorzien door Jezus Christus, onze Heer, aan te stellen als onze Hogepriester bij God.
Daarom, zegt Hebreeën 2:17, moest Hij in alles de broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw Hogepriester zou zijn, om de zonden van het volk te verzoenen. Als volk van God hebben wij een Hogepriester nodig. De hogepriester in Israël ging met het bloed van een offerdier in Gods Heiligdom op aarde. Onze Hogepriester is met Zijn bloed, eens en voor altijd binnengegaan in het Heiligdom dat Boven is, waardoor Hij een EEUWIGE verlossing heeft verworven (Hebreeën 9:12). Hij is ons ten goede voor Gods aangezicht verschenen en heeft door Zijn offer de zonde weggedaan (Hebreeën 9:24-26).

Hoe groot is God in Zijn heiligheid, maar ook in Zijn liefde. Altijd ziet Hij ons in de waarde van het bloed van Zijn geliefde Zoon, onze Hogepriester. Onze Hogepriester zorgt er voor dat wij steeds rein en heilig voor God zijn. Hoe rustig mogen wij zijn. Jezus Christus vult bij een heilig God aan, wat wij tekort komen. Wil dit zeggen, dat wij nu maar kunnen leven zoals wij dat willen? We weten beter. In gemeenschap leven met God en met onze Heer en Heiland is een nauwgezet leven tot eer van God.

Lezen: Hebreeën 9:22-25