We lopen vandaag en morgen ook door het boek Handelingen, omdat dit boek als het ware de overgang beschrijft van een aards koninkrijk naar een hemels koninkrijk, het verborgen plan van God met Jood en Heiden!
In Handelingen kunnen we lezen hoe het Evangelie, dat door de apostelen aan het Joodse volk werd verkondigd, verworpen werd door de Joodse leidslieden en het Joodse volk. Ze zijn nog maar net begonnen om het werk van hun Heer voort te zetten en van Hem te getuigen of ze hebben al tegenstand! Lees maar in:
Handelingen 4:1-3
(1) En terwijl zij tot het volk spraken, kwamen daarover tot hen de priesters, en de hoofdman des tempels, en de Sadduceeën; (2) Zeer ontevreden zijnde, omdat zij het volk leerden, en verkondigden in Jezus de opstanding uit de doden. (3) En zij sloegen de handen aan hen, en zetten ze in bewaring tot den anderen dag; want het was nu avond.
En zo gaat het steeds in Handelingen. Het absolute dieptepunt komt in Handelingen 6 en 7 als Stéfanus in een redevoering de Joodse leidslieden en het Joodse volk afgoderij en ongeloof verwijt. Handelingen 7:51-54: “Gij hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij wederstaat altijd den Heiligen Geest; gelijk uw vaders, alzo ook gij. Wien van de profeten hebben uw vaders niet vervolgd? En zij hebben gedood degenen, die te voren verkondigd hebben de komst des Rechtvaardigen, van Welken gijlieden nu verraders en moordenaars geworden zijt. Gij, die de wet ontvangen hebt door bestellingen der engelen, en hebt ze niet gehouden! Als zij nu dit hoorden, berstten hun harten, en zij knersten de tanden tegen hem. En Stéfanus werd gestenigd door de woedende menigte”.
In Handelingen 13 zien we de apostel Paulus (waarover later meer) in Antiochië. Hij nam daar het woord op de sabbat en zijn woord vond ingang. Maar als hij een week later aan het Joodse volk en de heidenen van die plaats nogmaals de Schriften citeert, zie je de bekende reactie.
Handelingen 13:45
Doch de Joden, de scharen ziende, werden met nijdigheid vervuld, en wederspraken, hetgeen van Paulus gezegd werd, wedersprekende en lasterende.