In Markus 6:6 lezen we, dat de Heer Jezus Zich verwonderd heeft over het ongeloof van hen die Hem omringden. Hij had dag in dag uit het evangelie van het Koninkrijk der hemelen gepredikt, talloze zieken genezen en vele bezetenen van boze geesten bevrijd. Zelfs een mens die door een legioen demonen was bezeten en door niemand te temmen was, is door Hem verlost. “Wat heb ik met U te doen, Jezus, Gij Zone Gods, des Allerhoogsten?” hebben de boze geesten uitgeroepen, toen de Heer Jezus de bezetene naderde (Markus 5:7).
De Heer wekte de dochter van Jaïrus op uit de dood en deed nog vele andere wonderen en tekenen. In elk opzicht heeft Hij bewezen, dat Hij inderdaad Diegene was Die komen zou.
Ook Johannes de Doper getuigde van Hem, dat Hij de Zoon van God was (Johannes 1:34). De Heer verwonderde Zich over hun ongeloof. In Johannes 5:40 zegt Hij: “En gij WILT tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben”. In Psalm 69:5 zegt het Woord, ziende op Christus: “Die mij ZONDER OORZAAK haten, zijn meer dan de haren mijns hoofds”. De Heiland Zelf haalt deze woorden aan: “Zij hebben Mij zonder oorzaak gehaat” (Johannes 15:25).
En toch was dit voor Hem geen rem op Zijn liefde. Hij Zélf is DE Liefde, DE Gerechtige, DE Heilige, zoals God de Vader DE Liefde, DE Gerechtige, DE Heilige is. “Ik en de Vader zijn één”, heeft Hij gezegd (Johannes 10:30) en : “Die Mij haat, die haat ook Mijn Vader” (Johannes 15:23).
De hoogst Goddelijke liefde, die gegrond is op recht, is bewezen doordat Christus, toen wij nog zondaars waren, voor ons is gestorven (Romeinen 5:8). Hij is nu de opgestane Heer en zit aan Gods rechterhand. Welk een Heiland heeft God ons in Hem geschonken! In en door Hem mogen we leven door geloof tot eer van God. Hem ons volle vertrouwen
geven, Hem geloven op Zijn Woord.
Als kind ons verlustigen in de liefde van onze hemelse Vader, als liefdeslaaf van onze Heer en Meester met Hem door het leven gaan. Zulk een geloofsleven is God welbehagelijk.
Lezen: Markus 5:35-6:6