“Ik ben de HEERE, en niemand meer. Ik formeer het licht, en schep de duisternis; Ik maak den vrede en schep het kwaad, Ik, de HEERE, doe al deze dingen” (Jesaja 45:6-7).
De Here God is absoluut en soeverein. “De HEERE is groot en zeer te prijzen, en Zijne grootheid is ondoorgrondelijk”, zegt Psalm 145:3. “Bij wien dan zult gij God vergelijken, of wat gelijkenis zult gij Hem toepassen” (Jesaja 40:18). Vers 22: “Hij is het, Die daar zit boven den kloot der aarde, en derzelver inwoners zijn als sprinkhanen” en vers 28: “De eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de einden der aarde …..”.
Paulus zegt in 1 Timotheüs 1:17: “Den Koning nu der eeuwen, den onverderfelijken, den onzienlijken, den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen”. Als we zo over de grootheid en majesteit van onze God nadenken, komt er aanbidding en bewondering in ons hart, dat deze grote God nu onze Vader is in Christus Jezus onze Heer. “Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden en wij zijn het ook” (1 Johannes 3:1). God Die zo geweldig groot is in majesteit en heerlijkheid, is even geweldig en groot in Zijn liefde. Zijn onuitsprekelijke liefde voor de mens, die gegrond is op gerechtigheid.
In de eerste plaats moest de eer van Zijn Naam hersteld worden, omdat Hij, behalve de Liefde, ook de Heilige en de Gerechtige is. Immers: “Gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Uws troons” (Psalm 89:15). Jezus Christus, de Eerstgeborene der ganse schepping moest hiertoe mens worden. Een andere mogelijkheid was er niet en met minder kon God niet voldaan worden.
Christus heeft door het bloed Zijns kruises alle dingen weer tot God verzoend, zowel de dingen, die op de aarde zijn, als de dingen, die in de hemelen zijn (Kolossensen 1:14,20). In Christus Jezus onze Verlosser en Zaligmaker is God onze Vader.
Hoe wonderbaar groot is Hij in Zijn liefde en genade ten aanzien van ons die in Christus Jezus geloven.
Lezen: 1 Johannes 3:1-3