05 juli


De buitenkant van het wezen Gods.
We hebben nu gezien, dat Christus als het ware de buitenkant van God is. Die buitenkant heeft in de Bijbel vele namen. We hebben al genoemd: het afschijnsel (dus licht) van Gods heerlijkheid en het uitgedrukte Beeld van Gods wezen in Hebreeën 1. Het aangezicht van Jezus Christus in 2 Korinthe 4. Ook wordt de buitenkant “de achterste delen” genoemd in Exodus 33:23.

Die buitenkant is de Persoon van God. Persoon betekent in het Latijn: door (per) en klinken (sona). Bij toneelspelen kunnen meerdere rollen door één persoon gespeeld worden, omdat hij steeds een ander masker opzet. God wordt “gespeeld’” door Zijn Zoon. De Zoon speelt zowel de HEERE als Jezus Christus.

In Genesis 2 heet God voor het eerst HEERE God. De HEERE (Jehovah) is God Die via Jehovah tot de mens (Adam) spreekt. De Naam Jehovah heeft in het Hebreeuws een vrouwelijke uitgang, omdat het eindigt op een h. De binnenkant (het wezen) is mannelijk. Het is onzichtbaar en ontoegankelijk. De buitenkant (de omhulling) is vrouwelijk en zichtbaar, dat is Jehovah in het Oude Testament en de Here Jezus Christus in het Nieuwe Testament.

Als God de mens schept, staat er letterlijk in:

Genesis 1:27
God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.

God is Zelf mannelijk en vrouwelijk, in de zin van binnenkant en buitenkant. Het beeld van God is volgens Kolossenzen 1:15 “de Zoon, Dewelke het Beeld is van de onzienlijke God, de Eerstgeborene van alle kreaturen”.

Toen God Zijn schepping maakte, deed Hij dat via zijn Zoon. Het Hebreeuwse woord voor zoon (ben) betekent “bouwer”. God maakt de plannen. Hij is de architect. Zijn Zoon is de uitvoerder. In Hebreeën 11:10 lezen we: “Welker Kunstenaar en Bouwmeester God is”. De Zoon spreekt en werkt in Naam van Zijn Vader. Dat leren we in het Nieuwe Testament (Johannes 14:10, 11).