01 juli


In deze studie willen we met elkaar zien wat de Bijbel over het Wezen van God zegt. Wij denken bij wezen vaak aan iets vreemds of aan iets geheimzinnigs. Maar het wezen van dingen is de kern of aard ervan. Het binnenste. Wanneer we nadenken over Gods wezen, denken na we over Zijn persoonlijkheid, hoe Hij is. Wanneer we God niet kennen, is Hij nog een vreemde voor ons. De Bijbel is het Boek waarin God tot ons spreekt en zo Zichzelf aan ons openbaart. Hoe doet Hij dat?

Johannes 1:18
Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard.

Hieruit blijkt dat God Zich openbaart via Zijn Zoon. Wanneer wij God willen leren kennen, kan dat alleen door de Here Jezus Christus te leren kennen. Jezus Christus zegt: “Die Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien; en hoe zegt gij: Toon ons de Vader? Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben, en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelven niet, maar de Vader, Die in Mij blijft, Dezelve doet de werken.” (Johannes 14:9-10).

God, het wezen, verblijft (woont) in Jezus Christus. Het Griekse woord voor blijven is een van de woorden voor wonen. Jezus Christus is als het ware de buitenkant van God.

Hebreeën 1:3
De Zoon is het Afschijnsel van Zijner (Gods) heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld van Zijn zelfstandigheid.

In de NBG vertaling staat in plaats van Zelfstandigheid het woord wezen. Deze tekst is dus heel duidelijk.

“Ik en de Vader zijn één”, staat in Johannes 10:30. De Vader en de Zoon zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wanneer wij in Jezus Christus geloven, zijn wij ook één plant met Hem geworden (Romeinen 6:5). Wij zijn dan ook onlosmakelijk met Hem verbonden, want NIETS kan ons van Zijn liefde scheiden (Romeinen 8:38, 39).