30 juni


“O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen, die U vrezen; dat Gij gewrocht hebt voor degenen, die op U betrouwen, in de tegenwoordigheid der mensenkinderen!”, zong de psalmist in Psalm 31:20. Deze psalm is natuurlijk in de eerste plaats Messiaans en getuigt van wat onze Heiland heeft doorgemaakt in Zijn leven en van Zijn vertrouwen in Zijn God en Vader.
Wij, die Gods kinderen zijn, kunnen op de woorden uit deze Psalm ook van harte amen zeggen. Het is niet onder woorden te brengen, hoe groot het goed is dat God voor ons weggelegd heeft en dat Hij voor ons bereid heeft. Al de zegeningen die Hij ons schonk in Christus Jezus onze Heiland en Heer! In Hem is God onze liefdevolle Vader, Die ons omringt met Zijn trouwe zorg en liefde. Hij geeft ons Zijn kracht en overvloed van genade voor elke situatie in ons leven. Bij Hem mogen wij schuilen, ja, aan Zijn Vaderhart mogen wij rusten.
“Weest in geen ding bezorgd; maar laat uw begeerten in ALLES, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God”, zegt Filippensen 4:6 en dan, als we zo alles in Gods Vaderhand geven, zal Zijn vrede, die alle verstand te boven gaat, onze harten en onze zinnen bewaren in Christus Jezus (Filippensen 4:7). In onze Heiland en Heer heeft onze hemelse Vader als het ware een beschermende omheining om ons hart en ons gedachtenleven gelegd. Als we maar met alles wat ons deert tot Hem gaan. Dit betekent natuurlijk niet, dat Hij ons steeds geeft wat we graag willen. Hij heeft ons lief met een onuitsprekelijke liefde en heeft ALTIJD het beste met ons voor. Wij behoeven Hem slechts ons gehele vertrouwen te geven. Dat is: “Hem geloven en door dat geloof leven”.

Onze Heer en Heiland zit aan Gods rechterhand en is altijd voor en met ons bezig en bidt voor ons (Romeinen 8:34-35). Waarvoor en voor wie zouden we nog vrezen? Wij zijn voor eeuwig opgesloten in de liefde van God onze Vader en van onze Heiland en Heer. Hoe groot is het goed, dat Hij voor ons heeft weggelegd!

Lezen: Filippensen 4:4-7