24 juni


“Wat dunkt u van de Christus”, heeft de Heer Jezus aan de Farizeeërs gevraagd. Toen zij antwoordden: “Davids zoon”, verwees de Heer hen naar Psalm 110:1 en zei: “Indien Hem dan David noemt zijn Heere, hoe is Hij zijn Zoon?” (Mattheüs 22:45). In Romeinen 9:5 zegt Gods Woord, dat de Heer Jezus naar het vlees uit Israël was. Naar het vlees stamt Hij uit het geslacht van David. Hij is echter, zegt het Woord verder: “DE Christus, Die is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid”. “Hij is de waarachtige God en het eeuwige Leven” (1 Johannes 5:20).

Dit erkennen en geloven is de kern van alles. IEDER mens zal eenmaal zijn knie voor Hem moeten buigen en erkennen dat Jezus Christus HEER is (Filippensen 2:10-11). Hij wil nu de Heer zijn van ONS leven.
De aangehaalde woorden uit Romeinen 9:5 en 1 Johannes 5:20 zijn gericht tot gelovigen. “Gij heet Mij Meester en Heere; en gij zegt wel, want Ik ben het”, zei de Heer tot de zijnen (Johannes 13:13). “God is getrouw, door Welken gij geroepen zijt tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus, onzen HERE” (1 Korinthe 1:9). Hij is onze dierbare Heiland, die ons gekocht heeft met de dure prijs van Zijn kostbaar bloed. Hij heeft er recht op Heer van ons hart en leven te zijn. Hij is nu de Hoogstverhevene, de opgestane Heer, Die zit aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste, zoveel treffelijker geworden dan de engelen, als Hij uitnemender Naam boven hen geërfd heeft (Hebreeën 1:3-4).

Is het niet een onuitsprekelijke en heerlijke genade van onze God en Vader, dat wij zulk een Heiland en Heer hebben? Een Heer verheven boven alle macht en kracht. Zou Hij dan niet Heer van ons leven zijn? Als Hij inderdaad onze HEER is, heeft Hij de leiding van ons leven. Dan is ons oog op HEM gericht opdat wij leren verstaan, wat Zijn wil is met ons. Zo in innige gemeenschap met Hem leven, zulk een vertrouwelijke omgang hebben met deze Heer der heerlijkheid!
Gods Geest wil dat in ons bewerken en ons leren het Christusleven te beleven.

Lezen: 1 Johannes 5:19-21