09 juni


“Immers is mijn ziel stil tot God; van Hem is mijn heil. Immers is Hij mijn Rotssteen en mijn Heil, mijn Hoog Vertrek, ik zal niet grotelijks wankelen”, zingt David in Psalm 62:2-3.
Deze woorden zijn in de eerste plaats profetisch. Zij doen ons het geloofsleven van onze Heer Jezus zien. Zijn leven was geheel op God gericht. Hij had Zich volkomen overgegeven aan God, Zijn Vader en leefde alleen voor Hem en tot Zijn eer. Hij kon in volkomenheid zeggen; HIJ is Mijn rots en Mijn heil. Zijn ziel was altijd stil tot God.
Wij, die door onze Heer Jezus Christus kinderen Gods zijn geworden, mogen deze heerlijke psalmwoorden tot ons bezit maken.
Ook onze ziel mag stil zijn tot God en van Hem al ons heil verwachten.
Gods Heil is Jezus Christus, Zijn Zoon, in Wie Hij Zichzelf aan ons heeft gegeven. “Van HEM is mijn Heil”.
Het is Gods bedoeling, dat wij alles van HEM verwachten, het uitsluitend van Hem verwachten.
Christus, onze Heer, wil ALLES voor ons zijn (Kolossensen 3:11b) en in Hem schenkt God ons ALLES wat tot het leven en de godzaligheid nodig is (2 Petrus 1:3).
God is onze Rots, ons Heil, onze liefhebbende Vader Die voor ons zorgt en ons als Zijn kind troost en bemoedigt.
De Heer Jezus, onze Heiland, is onze vrede, onze blijdschap. Hij is ons léven.
Zouden wij, die zulk een Heiland en zulk een Vader hebben, onze ziel dan niet stil tot God laten zijn?
Zouden wij niet ALLES van Hem verwachten en niet te ALLEN TIJDE op Hem vertrouwen?

Lezen: Psalm 62:1-3 en 6-9