30 mei


Israël of Gemeente

Galaten 6:16
En zovelen als er naar dezen regel zullen wandelen, over dezelve zal zijn vrede en barmhartigheid, en over het Israël Gods.

De regel die Paulus beschrijft in dit gedeelte is: “In Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel”. (Galaten 6:15) Degenen die dit beamen, beschrijft hij in deze brief als: “broeders” en “huisgenoten des geloofs” die door het Evangelie “uit de tegenwoordige boze wereld” getrokken zijn. De Galaten, aan wie hij schrijft, maakten van nature geen deel uit van het volk Israël, maar nadat zij als gelovigen opgeschreven zijn “in de hemelen” (Hebreeën 12:23) worden zij genoemd: “Het Israël Gods”. Dit is de enige maal dat de term “Israël” toegepast wordt op de Gemeente en de overeenkomst tussen beide is natuurlijk treffend. Het Lichaam van Christus, de Gemeente wordt net als Israël van tussen de heidenen uitgeroepen om hem te dienen. Iedere heiden kon deel uit maken van Israël door zich te onderwerpen aan het verbond tussen God en Zijn volk; ditzelfde geldt voor de Gemeente.

Nog een overeenkomst is, dat al vroeg na de roeping van deze twee, zij beide beginnen te “murmureren”, (Exodus 15:24; Handelingen 6:1) te klagen. Het grote misverstand dat echter is ontstaan, door zoveel nadruk te leggen op de overeenkomsten tussen beiden, is dat het onderscheid tussen beiden niet meer gemaakt wordt. Zo wordt al vroeg in de geschiedenis van het christendom geleerd dat Israël volledig terzijde geschoven is en dat de Gemeente haar plaats heeft ingenomen. Het spreekwoord: “Een halve waarheid is een hele leugen” is hier duidelijk op z’n plaats. De Schrift leert ons inderdaad dat “de verharding voor een deel over Israël gekomen is”, maar nadat “de volheid der heidenen zal ingegaan zijn”, zal uiteindelijk ook het aardse volk “Israël zalig worden”. (Romeinen 11:25-26) Niet voor niets wordt het onderscheid tussen “Israël, dat naar het vlees is” en “de Gemeente der eerstgeborenen” meer benadrukt dan de overeenkomst. Juist het onderscheid leert ons de bijzondere “hemelse roeping” (Hebreeën 3:1) kennen van jou en mij. Het aardse volk Israël wordt voorgehouden als waarschuwend voorbeeld aan ons, maar “onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus”. (Filippenzen 3:20)