23 mei


In de vier evangeliën lezen we herhaalde malen, dat de Heer Jezus Zichzelf noemt: “De Zoon des mensen”. Hij is geworden uit een vrouw, geworden onder de wet, zegt Galaten 4:4. Hij is volkomen mens geworden, mens zoals wij zijn, doch zonder zonde. Hij is de mensen gelijk geworden (Filippensen 2:7).
Het evangelie van Johannes begint over Hem aldus: “In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is”. (Johannes 1:1-3) en verder in vers 14: “Het Woord is vlees geworden”. Jezus Christus, in en door Wie alles geworden is. Hij is de Heer der heerlijkheid (1 Korinthe 2:8).

Deze grote God werd Zoon des mensen om onze Zaligmaker te kunnen zijn. Hij is volkomen God, Hij is ook volkomen Mens. Hij moest vlees en bloed aannemen om de mens te kunnen verlossen. Deze wereld is vol ongerechtigheid. Er is nergens recht en er is niemand rechtvaardig. De HEERE zag het, en Hij ontzette Zich, omdat er geen voorbidder was. Niemand kon dit ook, want het ganse mensdom lag gebonden in zonde en dood. Toen bracht ZIJN arm heil en Zijn gerechtigheid ondersteunde Hem (Jesaja 59:15-16). Dit heil, deze gerechtigheid was Jezus Christus, Gods Zoon. Om Gods gerechtigheid te kunnen openbaren, is Hij Zoon des mensen geworden. Er was geen andere weg. Hij heeft Gods gerechtigheid geopenbaard in Zijn leven als volmaakt Mens; Hij heeft Gods gerechtigheid volkomen genoegdoening gegeven, toen Hij op Golgotha leed en stierf als Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen.

De gehele last van het leven der mensen heeft Hij gedragen en tenslotte Zich zo met de mens vereenzelvigd, dat Hij door Zijn God werd verlaten, toen Hij tot zonde werd gemaakt. Nu zit Hij aan de rechterhand der Majesteit in de hoogste, ons ten goede.

Lezen: Jesaja 59:14-17