19 mei


Samuël

1 Samuël 1:20
En het geschiedde, na verloop van dagen, dat Hanna bevrucht werd, en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Samuël: Want, zeide zij, ik heb hem van den HEERE gebeden.

In de geschiedenis van Elkana, zijn twee vrouwen en hun kinderen wordt ons opnieuw voorgehouden dat het voortbrengen van nieuw leven niet vanzelfsprekend is. Wij kennen deze waarheid al langer, want zij werd ons al eerder voorgehouden in onvruchtbare vrouwen als Sara, Rebekka, Rachel (en de vrouw van Manoach). Het gebed van vader en moeder om het schenken van een nieuwe generatie leidt tot de tussenkomst van God en Izak, Jakob, Ezau, Jozef en Simson worden zo alsnog geboren. Verderop in de Bijbel vinden we nog een soortgelijke geschiedenis, namelijk de bijzondere geboorte van Johannes de Doper. Allen zijn ze een verwijzing naar de schepping. De schepping is een vrouw (vrouwelijk ten opzichte van God). Zij heeft door de zondeval geen gemeenschap met God (de man) en daardoor is zij van nature onvruchtbaar. Door het ingrijpen van God ontvangt de wereld alsnog leven, dat tot op dit moment nog steeds groeit en dat straks geboren gaat worden: een nieuwe schepping. “Wie is gelijk de HEERE, onze God?… Die de onvruchtbare doet wonen met een huisgezin, een blijde moeder van kinderen. Hallelujah!” (Psalm 113:5, 9)

Weinig mannen en vrouwen in de Bijbel blijken zo trouw te zijn als Samuël in zijn dienst. Van jongs af aan heeft hij de HEERE gediend en hij leerde het volk “Den goeden en rechten weg” (1 Samuël 12:23) te volgen. Ook in de woorden: “En de jongeling Samuël nam toe, en werd groot en aangenaam beide bij den HEERE en ook bij de mensen” (1 Samuël 2:26) en “de HEERE was met hem, en liet niet één van al Zijn woorden op de aarde vallen”, (1 Samuël 3:19) verwijst deze richter en profeet ons naar onze Heiland . De Heere Jezus leert ons immers ook “de weg…, die tot het leven leidt”. (Matthéüs 7:14) Hij nam ook “toe in wijsheid, en in grootte, en in genade bij God en de mensen” (Lukas 2:52) en Hij sprak tot Zijn Vader: “De woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven”. Net als Samuël, de Leviet, volbrengt nu de opgestane Heer “de Hogepriester naar de ordening van Melchizédek” (Hebreeën 5:10) de priesterlijke dienst van het bewaren en onderwijzen van Gods Woord aan ons “zijn broederen“. (Hebreeën 2:11)