“Gelijk gij dan Christus Jezus, den Heere, hebt aangenomen, wandelt alzo in Hem; Geworteld en opgebouwd in Hem, en bevestigd in het geloof, gelijkerwijs gij geleerd zijt, overvloedig zijnde in hetzelve, met dankzegging”, zegt Gods Geest in Kolossensen 2:6-7 tot de gelovigen.
Voor vele kinderen Gods is het moeilijk: “In Hem te WANDELEN”. Zij denken dat ze, zodra ze tot geloof gekomen zijn, moeten WERKEN voor Hem. “Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen” (Éfeze 2:10).
God heeft ons opnieuw geboren doen worden door Zijn Geest tot NIEUWE mensen. Hij heeft deze nieuwe mens in ons geschapen en Hij heeft Zijn werk in ons gelegd. Wij behoeven alleen maar in Zijn werk te wandelen, n.l. gehoorzaam de weg gaan die Gods Geest ons wijst. Christus in ons leven de eerste plaats geven en zo in Hem geworteld en opgebouwd worden. Alleen wanneer Hij de vrije beschikking over ons heeft kan Hij ons gebruiken naar Zijn wil en dan zullen wij altijd tot zegen zijn. Christus is het Die Zijn Lichaam, de Gemeente, in stand houdt (Éfeze 5:23), Die haar opbouwt (Éfeze 4:12-13).
Wij hebben niets anders te doen dan IN HEM te blijven, ons IN Hem te wortelen, IN Hem te wandelen. Welke maatschappelijke positie wij ook hebben, rustig ons werk doen op de plaats die wij hebben. “En al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in de Naam van de Heere Jezus, dankende God en de Vader door Hem” (Kolossensen 3:17). Zo in gehoorzaamheid aan Gods Woord levend, zullen we bevestigd worden in het geloof en kunnen we overvloeien van dankzegging. Zo ons geheel aan Gods Geest toevertrouwend, kan Hij aan ons doen wat in Gods ogen welbehagelijk is door Jezus Christus. “De God nu des vredes, Die den grote Herder der schapen, door het bloed des eeuwigen testaments, uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onze Heere Jezus Christus, Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen” (Hebreeën 13:20-21).
Lezen: Hebreeën 13:20-21