25 april


Door de handen der apostelen geschiedden vele tekenen en wonderen, lezen we in Handelingen 5:12. Ook bij de prediking van het evangelie door de apostel Paulus deed God buitengewone krachten door zijn handen, zodat zieken werden genezen en boze geesten uitgeworpen (Handelingen 19:11-12). Al deze tekenen en wonderen dienden slechts om de mensen er van te overtuigen dat het evangelie inderdaad GODS evangelie was. Hoe zouden ze het anders hebben kunnen weten, er was in die tijd geen Bijbel. De joden hadden wel de Schriften, doch die hadden slechts enkelen van hen in hun bezit.

De schare mensen die door geloof Jezus Christus als hun Zaligmaker aanvaardden, werd steeds groter en er ontstonden vele gemeenten. Gods Geest werkte met kracht in de harten van de gelovigen. De Geest deelde aan velen van hen o.a. ook de gave van profetie mee. Deze profeten spraken de Woorden Gods en werkten zo mee om de gelovigen op te bouwen in het geloof. Paulus heeft door de Geest het wonderbare geheim “Christus en Zijn Gemeente”, geopenbaard (Éfeze 3).

God is bezig de Gemeente, het Lichaam van Christus te bouwen. Daartoe geeft Hij aan de Gemeente, behalve de apostelen en de profeten van toen, evangelisten, herders en leraars. Van tekenen en wonderen maakte Gods Geest steeds minder gebruik. In de laatste verzen van de Handelingen lezen we niets meer over tekenen en wonderen bij de prediking. Aan Timotheüs schreef Paulus dat hij Trophimus ziek heeft achtergelaten te Miléte (2 Timotheüs 4:20). Hieruit kunnen we opmaken dat hij de gave der genezing nog slechts dan gebruikte als Gods Geest dat nodig oordeelde.

In onze tijd behoeft de prediking van het evangelie niet bekrachtigd te worden door tekenen en wonderen. Wij hebben Gods Woord waaruit we alles aangaande het evangelie Gods en het geloofsleven kunnen putten. Het gaat er voor ons om dat wij ons aan de waarheid, dat is het Woord, houden en zo in liefde naar Christus, onze Heiland, toegroeien door Gods Geest (Éfeze 4:15).

Lezen: Éfeze 4:11-15