29 maart


De gave van spreken met vreemde talen is niet meer nodig, als het evangelie gezaaid is in andere landen. Trouwens, over het spreken met vreemde talen staat alleen iets in de eerste Korinthebrief, en daar worden de misvattingen besproken in het gebruik van deze gave. Paulus spreekt er niet zo enthousiast over. Je zou zeker niet de conclusie trekken dat hij wenst dat alle gelovigen in vreemde talen spreken.

Het werd nooit aan alle gelovigen gegeven. Het wordt ook nergens beschreven als bewijs van geestelijk leven. Wat er tegenwoordig doorgaat voor tongentalen is een vreemd gebrabbel. Tevens gaat het vaak gepaard met vallende mensen, mensen in trance. Dit kan ik niet herkennen als het werk van de Geest van God. Het doet me eerder denken aan oosterse rituelen, waarbij mensen zich openstellen voor boze geesten. De Bijbel roept ons op verstandig te zijn, niet om ons verstand uit te schakelen. Bovendien gaf God het spreken met vreemde talen als een teken aan ongelovige Israëlieten. Het is natuurlijk voor hen onverdraaglijk dat de verkondiging van het Woord Gods in een heidense taal gebeurt. Het is de vervulling van Jesaja 28.

Lees 1 Korinthe 14:21-22.

Profetie is een teken voor de gelovigen. Profetie is openbaren van verborgenheden. God wil Zijn plan bekendmaken aan gelovigen, Hij openbaart verborgenheden (1 Korinthe 2:9-13).

Genezingen komen in Handelingen uitgebreid voor als bewijs van Gods werk. Echter, later komt er ziekte voor onder de dienstknechten van Paulus, bij Epafroditus en Trofimus, wat niet wonderbaar genezen wordt.

Al deze uiterlijke tekenen van het Koninkrijk van God zullen weer komen als het Koninkrijk tot de aarde uitgebreid wordt in de toekomst. Maar nu heeft het Koninkrijk geen uiterlijk gelaat.

De gelovigen van nu horen bij de hemel (Éfeze 2:6).

Christus is ten hemel opgevaren, dus verborgen. Gods werk is onzichtbaar. Daarom verdwenen de uiterlijke kentekenen weer.