29 maart


“Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen” (Gal.5:1). Deze vermaning was ook wel nodig, want er waren vele gelovigen uit de joden die meenden, dat zij de wet moesten blijven houden, ook toen ze tot geloof in Christus waren gekomen. Zij gingen zo ver, dat ze zelfs de gelovigen uit de heidenen de Mozaïsche wetten wilden opleggen.

Ook in onze tijd zijn er nog vele gelovigen die menen dat ze de wet uit dankbaarheid moeten proberen te houden. Het is blijkbaar moeilijk voor een gelovige om de vrijheid in Christus te aanvaarden en erin te gaan staan. De christenen hebben allerlei kerken en groepen opgericht, met elk hun eigen voorschriften en leerstellingen, die ze hun discipelen willen opleggen.
In Gods Woord lezen we niet over kerken en godsdienstige groeperingen. Integendeel, Gods Geest wijst elke groep die zich om een naam of principe schaart af (1 Korinthe 1:11-13). De gelovige behoort bij Christus. Hij alleen moet zijn Heer en Meester zijn. De gelovige behoort te gehoorzamen aan wat Gods Woord hem leert. Alleen Zijn Woord moet zijn richtsnoer zijn. De gelovige moet zich stellen onder de leiding van Gods Geest. Alleen Gods Geest kan ons leren uit het Woord wat Gode welbehagelijk is. God vraagt niet van ons, dat wij ons best moeten doen om de wet te houden of goed te zijn. Hij vraagt ons door de Geest te leven en dan zal Zijn geest IN ons de rechtvaardige eis van de wet volbrengen (Romeinen 8:1-4).

Christus heeft ons vrijgemaakt:
Van de wet, want Hij droeg de vloek der wet op het kruis.
Van onze zondeschuld, want Hij betaalde deze op het kruis.
Van onze zondenatuur, want Hij ging voor ons in de dood.
In Hem zijn we vrij en mogen we, staande in Zijn vrijheid, het nieuwe leven door de Geest beleven.

Lezen: Galaten 3:10-13