24 maart


Het is voor een mens veel gewichtiger om in persoonlijke dienst van b.v. een hooggeplaatste of wereldberoemd persoon te zijn, dan bij een eenvoudige baas te werken. Hoe hoger onze patroon is, hoe hoger onze positie. In Éfeze 6:6-7 zegt Gods Woord tot de gelovigen, in het bijzonder tot hen die in dienstbetrekking zijn: “Niet naar ogendienst, als mensenbehagers, maar als dienstknechten van Christus, doende den wil van God van harte; dienende met goedwilligheid den Heere, en niet de mensen”.

Wat heeft een kind van God toch een hoge roeping. Als wij bedenken wie en wat wij waren vóórdat wij behouden werden door in de Heer Jezus te geloven. Wij waren in Gods oog dood door onze overtredingen en zonden en wandelden overeenkomstig de loop der wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, dat is satan. Wij waren slaven van de zonde, luisterend naar de influisteringen van de boze. Nu zijn wij in Christus verlost uit deze slavernij. Niet om iets wat wij presteerden, maar alleen omdat onze Heer en onze Heiland alles voor ons volbracht heeft. Nu mogen wij uit liefde slaven zijn van de Heer Jezus Christus, bereidwillig dienstbaar aan Hem. Is dat niet wonderbaar? Wij behoeven er niet voor te studeren. Eenvoudig Hem geloven met ons hart. Hem liefhebben met Zijn liefde, die Gods Geest in onze harten heeft uitgestort (Romeinen 5:5). Hem Heer en Meester laten zijn van ons leven.

Hij, Die zit aan Gods rechterhand boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam die genaamd wordt, Hij, onze Heiland, de Hoogstverhevene, wil ook onze MEESTER zijn.

Lezen: Efeze 2:1-5