13 maart


Dagelijks lezen we in de krant over de een of andere persoon die iets goeds gedaan heeft of die iets bijzonders gepresteerd heeft. Ook de televisie en de radio brengen ons talloze reportages van hoogstaande mensen of mensen die buitengewone eigenschappen bezitten en de bewondering en achting van het publiek verdienen. Dit is zo de gang van zaken in de wereld.

Het is wonderlijk op te merken, dat in het geestelijk leven zulk een gang van zaken precies fout zou zijn. Gods Woord heeft ons geleerd, dat in ons GEEN goed woont. Onze Heiland heeft onze schuld weggedaan op Golgotha en is voor ons de dood ingegaan. Deze Goddelijke feiten worden ons aangerekend.
Nu ziet God ons als in Christus gestorven en in Hem opgestaan tot NIEUW leven. Als NIEUW geboren mensen woont Gods Geest in ons hart. De negenvoudige vrucht van Gods Geest IN ons is: “Liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid” (Galaten 5:22). Als deze vrucht in ons leven openbaar wordt, is dat dus niet onze prestatie, doch het werk van Gods Geest in ons.

Daarom, als Gods Woord melding maakt van de vrucht van Gods Geest in gelovigen, zoals b.v.: “Een groot geloof, de arbeid der liefde, trouw aan het evangelie enz.” (o.a. 1 Thessalonicensen 1:2-4 en Filippensen 1:3-5), dan lezen we altijd: “Wij danken God voor u”. Al deze goede dingen zijn immers geen prestaties van gelovigen, doch het werk van de Heilige Geest IN hen. Verheerlijking van de mens en zeker van een gelovige, is altijd fout voor kinderen Gods. Als er iets goeds openbaar wordt, als het nieuwe leven zijn vrucht laat zien in een medebroeder of -zuster, moet het steeds zijn: “Dank aan GOD”.
Wie roemt, roeme in de HEER, maar dan ook uitsluitend en alleen in HEM! (1 Korinthe 1:31).

Lezen: Kolossensen 1:3-6