12 maart


Het gebed is één van de eerste levensbehoeften van een gelovige. Het is ook de meest persoonlijke uiting van het geloofsleven. Als bij een kind van God het gebed en de dankzegging niet de belangrijkste uitingen van zijn leven zijn, klopt er iets niet. Er is zoveel waarvoor wij (aan)bidden en danken kunnen. In Christus zijn we van arme zondaars, kinderen van God geworden. Hij heeft ons gekocht met de dure prijs van Zijn bloed. Hij gaf Zijn leven voor ons. In Hem zijn we volkomen gerechtvaardigd en geliefde kinderen van God geworden.
Door Zijn Geest ontvingen we het nieuwe leven in ons. Hoe past het ons Hem te danken. Maar ook, hoe past het ons Hem te vragen ons, via het Woord van God en door Gods Geest, te leren verstaan wat Hem welbehagelijk is.

In Filippensen 3:6-7 vermaant Gods Geest ons met de woorden: “Weest in geen ding bezorgd; maar laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God”. Er volgt niet op, dat God aan al onze begeerten zal voldoen, doch: “En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus”.
Is dat niet heerlijk? Wij weten immers dat God ons liefheeft en dat Hij alleen kan doen wat goed voor ons is. Hem al onze zorgen, al onze verlangens, al onze vreugde brengen en ze ook bij Hem laten, geeft ons een grote, diepe vrede. Het gaat er toch niet om of wij het goed en prettig hebben in deze wereld? Het belangrijkste is te mogen leven zoals de Heer dat graag van ons ziet.

Leven door geloof. Geloven wat Zijn Woord ons vertelt over Zijn liefde en genade. Hem vertrouwen, ons door Zijn Geest laten leiden. Ja, wat het hoogste is: “De Heer Jezus Christus Heer en Meester van ons hart maken”! Hoeveel hebben wij Hem dan te vertellen en voor hoeveel te danken! En, als wij onze Heiland leren kennen, zoals Gods Woord ons Hem verklaart, wij leren zien wat God ons in Hem gegeven heeft, verstilt ons gebed en onze dankzegging tot aanbidding van Zijn Persoon.

Lezen: Kolossensen 1:9-10