05 maart


Toen Johannes de Doper van zijn vader Zacharias de naam Johannes ontving, heeft Zacharias, vervuld zijnde met de Heilige Geest, Gode een lofzang gezongen. Hij zei daarin: “En gij, kindeken, zult een profeet des Allerhoogsten genaamd worden; want gij zult voor het aangezicht des HEEREN heengaan, om Zijn wegen te bereiden; om Zijn volk kennis der zaligheid te geven, in vergeving hunner zonden” (Lukas 1:76-77).
Johannes heeft de doop der bekering tot vergeving van zonden gepredikt (Lukas 3:3). Toen de mensen hem vroegen wat zij dan moesten DOEN, heeft hij hun uitgelegd, dat ze goed moesten leven en eerlijk en mededeelzaam zijn.
De Heer Jezus predikte: “Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen” (Mattheüs 4:17). De wetgeleerde die Hem vroeg: “Wat moet ik DOEN om het eeuwige leven te beërven”, wees de Heer Jezus op het belangrijkste gebod uit de wet en zei: “DOE dat en gij zult leven” (Lukas 10:25-28).

Na het kruis en de opstanding van de Heer Jezus Christus is alles radicaal veranderd. Vóór het kruis heerste de wet die gehoorzaamheid eiste. Er was echter niemand die Gods wet kon gehoorzamen zoals God dat eiste. De Heer Jezus heeft Zich volkomen met de mens vereenzelvigd. De wet had het vonnis over de mens uitgesproken. De Heer Jezus heeft die schuld volkomen betaald. “Christus heeft ons verlost van den vloek der wet” (Galaten 3:13).

Nu kan de blijde boodschap verkondigd worden: “Geloof in de Heer Jezus Christus en gij zult behouden worden”. Hij heeft alles volbracht. De prediking: “Bekeert u”, is nu geworden: “Geloof in de Heer Jezus Christus”. Geloof Gods Woord dat zegt: “Er is niemand die goed doet” (Romeinen 3:12). Christus is de Weg tot behoud, Hij is de Redder en Verlosser van een ieder die gelooft. Doe dit en gij zult leven, is geworden: “Geloof in de Heer Jezus Christus en gij HEBT het eeuwige leven”.

Lezen: Johannes 3:16-18