05 maart


God heeft een geestelijke tegenstander. Daarom leert de Bijbel ons de geesten te onderscheiden. Geestelijke wezens staan boven vleselijke wezens. Ze kunnen meer, hebben meer macht en hebben geen lichamelijke beperkingen zoals mensen. Ze zijn bijvoorbeeld niet zo sterfelijk als mensen.
Het is logisch dat God de hoogste van alle wezens is. Hij heeft alles gemaakt en alles in Zijn macht. Eén kik van Gods kant, van Zijn Levenskracht en alles valt in elkaar (Jesaja 40:7, 21-25, Handelingen 17:24, 25).

Hoewel een mens een geestelijk innerlijk heeft, noemt de Bijbel de mens: vlees. Het vervelende aan de menselijke situatie is dat de mens onder de macht van satan is gekomen. God is wel sterker dan satan (Ezechiël 28:16; Openbaring 20:10), maar een mens niet (Éfeze 2:13; Hebreeën 2:14, 15).

Wat is de gezindheid van de menselijke geest? Oftewel het wezen van een mens. Zijn innerlijk of zijn hart. “. . . Doch God zij waarachtig, maar alle mens leugenachtig; . . . ” (Romeinen 3:4) “. . . er is niemand, die goed doet, er is ook niet tot een toe” (Romeinen 3:12).
Niet zo fraai. Volgens de Bijbel is het innerlijk van een mens boos en onbetrouwbaar door de zondeval. De mensheid is bij de zondeval van Adam afgesloten geraakt van de directe verbinding met God. Gods doel en ideaal met de mens lijkt verloren gegaan. Toch is er een uitweg. God kan het onmogelijke doen. En dat doet Hij door te spreken.

Ondanks de scheiding tussen God en mensen, heeft de mens de geestelijke antenne behouden, die de Woorden van God kan opvangen. Om die reden heeft God altijd tot de mensheid gesproken en heeft Hij Zijn Woorden nauwkeurig laten optekenen.