03 maart


In het Oude Testament vinden we vele profetieën over het koningschap van de Messias van Israël. God heeft Hem echter ook door de profeten laten aankondigen als Zijn lijdende Knecht. De meest bekende profetieën over Hem als zodanig vinden we in Jesaja 52:14 en Jesaja 53.
Israël heeft nimmer kunnen voldoen aan de eis van Gods wet en heeft niet begrepen dat het Gods genade nodig had, die God door middel van de offeranden aan hen kon geven, uitziende naar het volkomen offer van Zijn Zoon.
Israël heeft van Gods wetten een vormendienst gemaakt en het hart voor God gesloten (zie Jesaja 29:13). God, Die heilig is, moest Zijn volk oordelen en Jezus, de Messias, de Zondeloze, werd voor hen tot zonde gemaakt op het kruis van Golgotha.
De profetie van Jesaja 53:5 ging toen in vervulling: “Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden”. Hij heeft Zichzelf ten schuldoffer gesteld, zegt Jesaja 53:10, en daarmee was Hij de vervulling van de offerdiensten.

Israël heeft Zijn Messias, Die hen het Koninkrijk der hemelen heeft gepredikt en ten laatste voor hen Zijn leven gaf, niet herkend, ook niet nà Zijn opstanding. Eens zal over hen uitgestort worden de Geest van genade en gebeden. Dan zullen zij Jezus als hun Messias aanvaarden. “En zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben” zegt Zacharía 12:10. Nu zijn zij als natie door God terzijde gezet.
God heeft thans ook de niet-joden laten delen in het grote verlossingswerk van Zijn Zoon. In deze genadetijd, die eigenlijk een tussenperiode is in de geschiedenis van Israël en Zijn God, ontvangt een ieder, zowel jood als heiden, die in Jezus Christus gelooft, het eeuwige leven.

Lezen: Romeinen 3:21-24